donderdag 30 april 2020

Burorina van Domburg

'Exclusiever' dan buurgodin Nehalennia



De meeste Zeeuwen kennen uiteraard Nehalennia. Deze godin werd in de Romeinse tijd, de eerste eeuwen van onze jaartelling, exclusief aan de Scheldemonding vereerd, bij Domburg en Colijnsplaat. Maar er was een nóg exclusievere godin: Burorina, die we alleen kennen van een kleine altaarsteen uit Domburg. Deze steen diende als gevelsteen van herberg Laterdale aan de Markt in Domburg, tot iemand in 1756 hem herkende als antiek monument. De verweerde steen kwam later in het bezit van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen.


Burorina zette na haar herontdekking de pennen in beweging. De oorspronkelijke vondst is waarschijnlijk in 1647 gedaan op het Domburgse strand, bij de bekende ontdekking van tientallen votiefstenen aan Nehalennia en andere goden. 

Bij gebrek aan andere aanknopingspunten richtte de aandacht zich vooral op Burorina's naam. Hendrik Cannegieter, een bekend historicus en classicus, publiceerde de inscriptie op de altaarsteen in 1764 en kwam tot een opmerkelijk conclusie. Burorina was volgens hem afgeleid van ‘buror’ en betekende ‘een vrouw die een ander komt bezoeken’ of een ‘Godheid, by de buuren geeerbiedigd’. Wie kwam zij bezoeken? Haar buurgodin Nehalennia natuurlijk.

Talrijke verklaringen 

De Buririnasteen; aquarel Jacques Goethals-Vercruysse, ca. 1800

Nadien ging de speurtocht voort en zijn nog talrijke verklaringen opgedist. Het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen loofde in 1801 zelfs een prijsvraag uit.

Deze leverde twee jaar later een anoniem en ook weer onbevredigend antwoord op. Later bleek dat het ingediend was door de predikant en geschiedschrijver J.W. te Water.

De verklaringen pendelden nadien graag tussen een Germaanse dan wel Keltisch-Gallische herkomst van de naam Burorina. Taalkundige en oriëntalist Hendrik Kern legde in 1872 een verband met het Oud-Engelse ‘byrele’ dat onder meer ‘schenker’ betekent. Deze verklaring is later terzijde geschoven, maar zette mensen uit de hedendaagse kringen van neo-paganisten (nieuwe heidenen) aan tot creativiteit. 

De zee spreekt...


Eén van de vele sites uit die sfeer (boudicca.de) presenteert een aan Burorina gewijde amulet met als centraal element een pollepel, dat we zeker als attribuut van een schenkster kunnen opvatten. 

Elders inspireerde de Domburgse godin tot een complete aanroeping of gebed (fieldstone.wordpress.com). Hierin wordt verzekerd dat de zee nog altijd met Burorina’s stem spreekt. Dat Burorina van Domburg ook in zulke, meer exotische locaties van het culturele spectrum voortleeft kan zeker geen kwaad voor het draagvlak van geschiedenis en archeologie. 

Zoals Simon Vestdijk schreef in zijn korte verhaal ‘De ongelovige farao’ (1949): ‘Ook al bestaan de goden niet, het zijn toch eerbiedwaardige gedachten en hersenschimmen.’

De Burorina-steen is in het najaar van 2017 met meer dan driehonderd andere stukken van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen uitgeroepen tot nationaal erfgoed, op grond van de Erfgoedwet 2016.
________________________________________________________________________________

Bovenstaande is gebaseerd op: Jan J.B. Kuipers, 'Burorina van Domburg was ook een godin.' Sporen in de delta,  Provinciale Zeeuwse Courant 22 mei 2019, 37.

Lees voor het voortleven van de oude, heidense eredienst in deze streken ten tijde van Willibrord (ca. 700 na Chr.) ook Nederland in de middeleeuwen. De canon van ons middeleeuws verleden.

'prachtig uitgegeven boek dat een zeer toegankelijke 
en boeiende introductie is op de Middeleeuwen'
Evert van der Veen, deleesclubvanalles.nl

Nederland in de Middeleeuwen • De canon van ons middeleeuws verleden, door Jan J.B. Kuipers, m.m.v. Goffe Jensma en Oebele Vries
.
€ 29,99, ISBN 9789462494688

Sinds de totstandkoming van de Canon van Nederland hebben canons zich ontwikkeld tot een ‘nieuw historisch genre’. Die kwalificatie is van historicus Piet de Rooy, die zich uitgebreid heeft beziggehouden met de verbetering van het Nederlandse geschiedenisonderwijs.

Nederland in de Middeleeuwen is een product van dit genre. Deze canon bevat geen onwrikbare ijkpunten, maar presenteert onze middeleeuwse geschiedenis op toegankelijke wijze en voor een breed publiek.

Bij de keuze van de vijftig vensters spelen zowel de traditie als nieuwe inzichten een rol. De lezer zoekt niet vergeefs naar overbekende feiten als de moord op Floris V, maar verneemt ook over plattelandsleven, ridderideaal en kloosterwezen, overzeese handel, klimaatontwikkeling, ketters en bonte volkscultuur. Een evenredige geografische spreiding is nagestreefd, waarbij alle gewesten aan bod komen.

De uitgave toont hoe een drassige uithoek van het Romeinse Rijk zich tussen circa 500 en 1500 ontwikkelde tot een veelzijdig samenstel van graafschappen, hertogdommen en heerlijkheden, agrarische en handelsgemeenschappen, steden en dorpen. Op zand, veen en klei, langs de rivieren en de Noordzeekust. Hoe er langzaam eenheidsgevoel ontstond én hoe dit besef steeds ondergraven werd door vaak bloedige strijd tussen lokale en regionale belangen, standen en klassen.

dinsdag 28 april 2020

Hongersnood, pest, melaatsheid

Alles in perspectief. De huidige corona-crisis is ernstig, maar qua impact nog niet te vergelijken met de ellende die Europa te verstouwen had in achterliggende eeuwen: elkaar najagende golven van oorlog en terreur, honger, vervolging en massahysterie. In 1348 en 1349 kwam de Zwarte Dood, ofwel de pest. Het bevolkingscijfer daalde, flagellanten trokken klagend en jammerend door stad en land. Hieronder enkele snapshots.


De veertiende eeuw in de Nederlanden kenmerkt zich door tegengestelde ontwikkelingslijnen. Tegenover culturele en staatsrechtelijke evolutie en urbanisatie staan demografische
neergang en uitzichtloze sociale conflicten. Er was betrokkenheid bij de Honderdjarige Oorlog, de kerk verkeerde in crisis, met zowel een paus in Rome als één in Avignon – dat alles onder de slagschaduw van de Zwarte Dood of de pest. Deze ontvolkte hele landstreken en vernietigde het weefsel van regionale samenlevingen, maar bracht elders veel meer ellende dan in de Nederlanden, hoewel die ook bepaald niet gespaard bleven.

De gegevens van deze post zijn voornamelijk ontleend aan 

De Grote Hongersnood


Een pestlijder wordt door de dood met een speer gestoken;
een priester bidt voor zijn zielenheil (Tek. 15de eeuw;
afb. uit Nederland in de middeleeuwen
).
De pest was niet de eerste plotselinge en hevige crisis van de woelige veertiende eeuw. Zo was er de Grote Hongersnood van 1315-1317, na enkele natte zomers en bijbehorende misoogsten. Deze is in  schrille termen beschreven en dat was terecht. De hongersnood, de eerste van de grote crises van de veertiende eeuw, sleepte in Europa miljoenen het graf in en zorgde voor een economische en demografische stagnatie die pas geëvenaard werd door de gevolgen van de Zwarte Dood. Er zijn getuigenissen over massasterfte, door wanhoop ingegeven drieste criminaliteit, kinderverlating, kindermoord en kannibalisme. Men haalde ’s nachts zelfs stiekem lijken van terechtgestelden van de galgen om ze op te eten.

Onder Lodewijk X, het jaar tevoren koning geworden, trachtten de Fransen in de zoveelste episode van hun conflict met Vlaanderen in 1315 dit graafschap binnen te vallen. Maar de velden waren er zodanig nat en doorweekt dat men zich gedwongen zag tot de terugtocht, na het in brand steken van de eigen voorraden. Vlaamse steden zagen hun graanprijs in dit ongeluksjaar stijgen tot het drievoud, in enkele gevallen tot het vierentwintigvoud (!) van het normale niveau. In Brugge en Ieper haalde men respectievelijk ongeveer 2000 en 2800 lijken op stadskosten van de straat, om ze vervolgens in massagraven te dumpen. Het ging om ongeveer 5 en 10 procent van de bevolking van beide steden.

'Iedereen gestorven'


Een nieuwe natte lente in 1316 zorgde ervoor dat men op het platteland ook de eigen trekdieren en het zaaigoed moest opeten. Het dieptepunt kwam in het opnieuw natte voorjaar van 1317, gelukkig gevolgd door een normale zomer. Pas in de jaren 1322-1325 was de voedselvoorziening terug op het oude niveau. Een anonieme bron in Lübeck over de hongersnoden van 1315 en 1316 verhaalt ook over de Nederlanden: ‘de hunger was so grot, dat men over al in weghen unde bi steghen, in velden unde in busschen, in kerken unde in straten dat vollic dot [dood] vant over al.’ In Zeeland, Holland en Vlaanderen ‘weren vele dorpe, dar al vollic in vorstorben weren [waar iedereen gestorven was]'.

Pestslachtoffers


Uitbraken en epidemieën van de pest hielden aan tot diep in de zeventiende eeuw, en hier en daar zelfs tot de negentiende. De ziekte wordt veroorzaakt door de bacterie Yersinia pestis. De meest voorkomende vormen waren de longpest en de builenpest. De eerste Europese pestepidemie veroorzaakte een ongekende sterfte: tussen de 30 en 60 procent van de bevolking! In de Nederlanden werd vooral het Zuiden zwaar getroffen. Vrouwen hadden daarbij nog een verhoogde sterftekans. Misschien omdat ze een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van longaandoeningen.

Een beroemd slachtoffer in het Noorden - één van de vele - was Geert Grote (1340-1384), burgemeesterszoon uit Deventer en de voorman van de beweging van de Moderne Devotie. Zijn beide ouders waren al aan de pest gestorven toen Geert nog jong was. Zelf viel hij aan de ziekte ten prooi nadat hij een besmette volgeling had bezocht.

Pestheiligen en pestgleuven

Dansers en geselaars, 15e eeuw; 
Er waren meer dan 60 pestheiligen die je kon aanroepen. De bekendsten zijn Sint-Rochus, Sint-Sebastiaan, Sint-Antonius Abt. Ook de H. Gertrudis van Nijvel had hier een functie, als beschermheilige van gasthuizen voor pestlijders.

Muren bij de ingang van middeleeuwse parochiekerken vertonen nog altijd ondiepe gleuven, waar baksteenschraapsel is verwijderd, bijvoorbeeld in Zeeland in Aardenburg (Sint-Baafskerk) en Goes (Grote of Maria Magdalenakerk). Men meende dat dit poeder, afkomstig van een gewijd gebouw, werkzaam was tegen de pest. Het schraapsel werd in een zakje op de borst van de patiënt gelegd. Ook werd het wel ingenomen met wat drank of eten.

Flagellanten

Wegens de pestepidemie van 1348 – net als elke ramp gezien als straf van God –  trokken ineens grote flagellantengroepen rond, zichzelf geselend onder het uitbrengen van klaagzangen en oproepen tot boetedoening. Ze marcheerden in honderdtallen door het land, gedurende campagnes van 33 en een halve dag: één dag stond voor een jaar van Christus’ aardse leven. 

Vaak sloeg de lust tot zelfkastijding om in haat jegens anderen. De komst van een troep geselbroeders leidde niet zelden tot het uitmoorden van plaatselijke Joden. Paus Clemens VI vaardigde in oktober 1349 een bul uit waarin hij voorschreef dat de flagellanten zich alleen onder toezicht van door de kerk benoemde leiders mochten kastijden. Niet voor niets: toen de geselaars in 1349 Doornik binnentrokken, richtte de volkswoede zich tot een franciscaner monnik die verzuimd had voor hen te bidden. Ook werd beweerd dat wie zichzelf geselde zonder tussenkomst van priesters werd verlost - schrikwekkende ketterij!


Melaatsen


Tegenover de pest stonden we totaal machteloos, ondanks de religieuze strategieën en diverse medicinale mengsels. Maar ook de verspreiding van een veel voorkomende ziekte als melaatsheid, geïmporteerd door de kruisvaarders, was een ontzagwekkend raadsel. Voor de diagnose riep men vaak de hulp in van elders: in Arnhem stuurde men van melaatsheid verdachte personen onder geleide van een stadsbode voor nader onderzoek naar Zutphen of Keulen.

‘Melatenhuizen’ of leprozerieën werden net als pesthuizen bij voorkeur buiten de stad gesticht. Met ratels mochten de melaatsen zich op bepaalde dagen in de steden begeven om hun kostje bij elkaar te bedelen. In de zeventiende eeuw verdween de ziekte  om onbekende redenen uit de Nederlanden – volgens sommige auteurs omdat de pest de leprabacterie had uitgeroeid.

________________________________________________________________________________

Nederland in de Middeleeuwen • De canon van ons middeleeuws verleden, door Jan J.B. Kuipers, m.m.v. Goffe Jensma en Oebele Vries
.
€ 29,99, ISBN 9789462494688

Sinds de totstandkoming van de Canon van Nederland hebben canons zich ontwikkeld tot een ‘nieuw historisch genre’. Die kwalificatie is van historicus Piet de Rooy, die zich uitgebreid heeft beziggehouden met de verbetering van het Nederlandse geschiedenisonderwijs.

Nederland in de Middeleeuwen is een product van dit genre. Deze canon bevat geen onwrikbare ijkpunten, maar presenteert onze middeleeuwse geschiedenis op toegankelijke wijze en voor een breed publiek.

Bij de keuze van de vijftig vensters spelen zowel de traditie als nieuwe inzichten een rol. De lezer zoekt niet vergeefs naar overbekende feiten als de moord op Floris V, maar verneemt ook over plattelandsleven, ridderideaal en kloosterwezen, overzeese handel, klimaatontwikkeling, ketters en bonte volkscultuur. Een evenredige geografische spreiding is nagestreefd, waarbij alle gewesten aan bod komen.

De uitgave toont hoe een drassige uithoek van het Romeinse Rijk zich tussen circa 500 en 1500 ontwikkelde tot een veelzijdig samenstel van graafschappen, hertogdommen en heerlijkheden, agrarische en handelsgemeenschappen, steden en dorpen. Op zand, veen en klei, langs de rivieren en de Noordzeekust. Hoe er langzaam eenheidsgevoel ontstond én hoe dit besef steeds ondergraven werd door vaak bloedige strijd tussen lokale en regionale belangen, standen en klassen.

maandag 6 april 2020

Thoolse 'spookbroers' in 1673


De scène hoort eigenlijk thuis in een bloedstollende tv-film: ruiters achtervolgen elkaar te paard in de nacht, degen in de vuist. De dramatische ontknoping vindt plaats bij een boerenhuis. In een flashforward stuiven de onverzoenlijke mannen eeuwen later als geesten op schimmels voorbij. 


De historie gaat terug op een twist in het Thoolse regentengeslacht Van Vrijberghe. Ze kwamen uit Reimerswaal en bekleedden van ongeveer 1575 tot in de achttiende eeuw belangrijke functies op Tholen. Ze leerden ook de prijs van de macht kennen. In 1672 bevond de familie zich in zwaar weer: gedoe met de nieuwe stadhouder Willem III, onderlinge onenigheid, problemen met de bevolking. 

In dit jaar verscheen zelfs een dreigende troep voor de stadspoorten: Tholen zou verraden zijn aan de Fransen (we waren in oorlog met hen) en de gewapende troep wilde nu de hoven en woningen van de ‘heeren regenten’ in brand steken. Burgemeester Johan L. van Vrijberghe begaf zich eveneens in 1672 op glad ijs met een besluit om stedelijke belastingschulden voor te laten schieten door de regenten.

Schotschrift


De familieverhoudingen bereikten het kookpunt. Een schotschrift uit de zomer van 1673 beschrijft hoe burgemeester Johan en zijn broer Levinus met nog iemand hun neef, de stadspensionaris Jan van Vrijberghe, woest achtervolgden. Johan had in de consternatie zijn hoed verloren en zwaaide onrustbarend met zijn degen. De arme pensionaris vluchtte met paard en al zijn hoeve Karnemelkspot ten noorden van de stad binnen. Johan bracht zijn eigen paard tot staan, eiste binnengelaten te worden, sloeg de ruiten in en dreigde Jan te vermoorden. Gelukkig werd de zaak na een korte schermutseling gesust.

Volksverbeelding


Johan bleef levenslang de gênante feiten ontkennen, maar de volksverbeelding ging natuurlijk met de geschiedenis aan de haal. In het Zeeuwsch Sagenboek uit 1933 gaat het om broers ‘in voortdurenden twist’, die elkaar elke avond op hun schimmels achtervolgen en ‘dan bevechten zij elkaar’ en blijven dat doen, ‘net zoo lang tot de een den ander overwint.’ 

Oude toren



Het ‘mythische’ karakter van de omgeving heeft misschien ook aan deze sage bijgedragen. Immers: op de nabije Torenhoeve stond tot 1775/76 nog een toren die aan een oude, ridderlijke status herinnerde. 

En van de Torenhoeve naar het huis Hoogkamer, fluisterde men, liep een onderaardse gang van 700 meter lang. Rond 1925 zijn in de omgeving twee skeletten gevonden: de spookbroers, eindelijk tot rust gekomen?

De Torenhoeve op de Hattingakaart van Tholen enz., 
opgenomen 1743-1744.

Bron: Jan J.B. Kuipers, 'Broedertwist en degengekletter',  Provinciale Zeeuwse Courant 9 mei 2019, rubriek Sporen in de delta.


***

Lees ook: De Hanze. Kooplui, koningen, steden en staten.




"Met een index die het toegankelijk maakt voor het opzoeken van namen en plaatsen zou het lange tijd het Nederlandse standaardwerk over de Hanze-geschiedenis zijn."
Geschiedenis Magazine 2020 nr. 1 (Henk Slechte)

"Als je inwoner bent van een van onze huidige Hanzesteden, mag je dit boek eigenlijk niet overslaan. Ook voor andere belangstellenden voor de geschiedenis van de handel is het zeer de moeite waard."

boekenbijlage.nl  6 april 2020 (Kees de Kievid)




maandag 24 februari 2020

Soft Ice van de eigen westcoast

"Ill Wind, Jefferson Airplane, Ford Theatre, WestCoast PopArt Experimental Band, HP Lovecraft waren bandnamen die me te binnen schoten bij deze authentieke opnamen van SOFT ICE. Niks laffe Palingsound. Een Mosselpopband met eigen composities, uit het Zeeuwse Middelburg in de early seventies." Aldus Kenneth Bestwell op zijn Youtube-kanaal over de Middelburgse band SOFT ICE. En hij vervolgt: "Wat een power, wat een potentie. Echter nooit doorgebroken. En dat is een gemis voor de Nederlandse Popgeschiedenis."


Soft Ice reisde de Zeeuwse en een aantal buiten-Zeeuwse podia af in de jaren 1978/79. Ze maakten in februari 1979 ook een demo met tien nummers. Deze werd opgenomen door Ron Konings met zijn  mobiele kofferstudio in de oefenruimte van de band, bij de in zekere kringen befaamde boer Gideonse aan de Zandweg in Ritthem. Voor de gelegenheid was de ruimte omgedoopt tot Ice-Feet Studio. Het was koud...

Kijk en luister:





En dan ook nog deze...



Soft Ice bestond uit: Willem Bek (gitaar), Dick van de Berg (zang, gitaar), Jan Kuipers (bas), Harold Overwijk (drums, overl. 1985) respectievelijk Jan-Dirk van Scheijen (die op de demo te horen is) en Leen Vogelaar (gitaar en zang). Het repertoire bestond uit eigen werk van Vogelaar en Van de Berg en covers van Rolling Stones, Fleetwood Mac, Beatles, Carl Perkins (Blue Suede Shoes) enzovoort. Er was zelfs een Nederlandstalig eigen nummer: ‘Kater’.

Alle leden van Soft Ice zaten voor en na hun tijd bij deze groep in tal van andere Zeeuwse bands, zoals The Starshooters, De Pletters, The Beamholes, Baby Bruce, Popgroep Rebel, Steelwagon en vele andere.

Meer over deze en talloze andere Zeeuwse bands in  een boek van Soft Ice-bassist Jan Kuipers (2005, uitverkocht): Brommers, gitaren en spandoeken.


zondag 2 februari 2020

Ze zijn er nog, de restanten van 'In de Steenrotse'

Bange geruchten zweefden door de stad en omstreken: waar waren de restanten van Middelburgs misschien beroemdste verdwenen monument 'In de Steenrotse' gebleven? Men vreesde dat de schaarse overblijfselen die de oorlogsbrand van 17 mei 1940 hadden overleefd alsnog kwijt waren geraakt. Maar ze zijn er nog: nog altijd in de hoede van vereniging Hendrick de Keyser. Ik vernam de geruchten naar aanleiding van het volgende korte artikel dat ik schreef als aflevering van de rubriek 'Sporen in de delta' (Provinciale Zeeuwse Courant, 16 oktober 2019).



Steenrotse gered en verwoest


Na de Middelburgse oorlogsbrand op 17 mei 1940 koos men voor wederopbouw van het stadscentrum in de retroachtige stijl van de Delftse school, met zorgvuldige restauratie van enkele gezichtsbepalende monumenten als het stadhuis. Er was méér mogelijk geweest. Gevelfragmenten van het pand ‘De Dolfijn’ (1733) aan de Lange Delft, waarin de Provinciale Bibliotheek gevestigd was, werden bijvoorbeeld in de hoop op reconstructie netjes verzameld en genummerd. Maar er gebeurde niets. Gemeentewerken dumpte ze rond 1990 op het plein van het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten aan de Balans, waarna ze verspreid raakten over alle windstreken. Sommige delen waren al verwerkt in het kunstwerk ‘De Explosie’ van Ko de Jonge (1988).

Eén van de meest betreurde van de honderden verwoeste panden in Middelburg is ‘In de Steenrotse’ aan de Dwarskaai. Het was in 1590/91 gebouwd voor steenhouwer Andries de Valckenaere, die het misschien ook ontwierp. De Steenrotse was waarschijnlijk het mooiste woonhuis in Vlaamse renaissancestijl in heel Nederland, met zijn drie forse horizontale segmenten, elk verschillend van de andere en uitbundig gedecoreerd. Bijvoorbeeld met fraaie medaillons van de Romeinse heersers Julius Caesar en Augustus, en met beeldjes van de vier beschermheiligen van de steenhouwers: de martelaren Nicostratus, Simplicius, Desiderius en Claudius. De ‘fabelachtige’ natuurstenen gevel van de Steenrotse kon volgens kenner Fred Jilleba (1969) ‘zó per schip uit Antwerpen of Mechelen zijn aangevoerd’.

Toegegeven: lang vóór de verwoesting had het verval toegeslagen. De top van het pand was ergens in de achttiende eeuw verwijderd. Na 1900 waren achtereenvolgens een café-biljart, een vlees- en spekslagerij en een groenten- en melkzaak in de Steenrotse gevestigd.

Gevelrestant na de stadsbrand van 17 mei
1940 (Wim Abeleven).
Vereniging Hendrick de Keyser kocht het verwaarloosde pand in 1919. Beneden- en bovenhuis bleken ‘verprutst’, de binnenplaats was een ‘mestvaalt gelijk’ en het mocht een wonder heten, dat het huis al jaren geleden niet was ingestort. Aldus architect A.A. Kok, die over de aangevatte restauratie van deze ‘Augias-stal’ rapporteerde. Alleen al uit een kelder onder de binnenplaats kwamen tien wagens vuil. De eigenlijke restauratie begon in 1921. Na afloop (1922) meldde Kok verheugd dat alles weer deugdelijk in orde was en dat de Steenrotse ‘weder vele jaren of eeuwen kan leven.’ Die droom duurde nog geen twintig jaar. Na 17 mei 1940 stond het onderste gevelsegment nog overeind. Maar ook dat is neergehaald.




Herbouw, presentatie?


Ontwerp van Ko de Jonge
Na publicatie van het artikel ontving ik reacties van o.m. oud-stadsarchivaris 
Peter Sijnke en beeldend kunstenaar Ko de Jonge (ja, van 'De Explosie').

Beiden vestigden de aandacht op de nog resterende gevelfragmenten; Sijnke vermeldde een relatief recent initiatief voor herbouw van de gevel. Ko de Jonge had in het kader van het contemporary art festival  'Façade' (2017) zelfs een aardig plan bedacht voor de presentatie van de restanten in gevelachtig verband bij de oude locatie van het pand.
'Façade' deed er uiteindelijk niets mee.



Maar waar waren ze gebleven, die resten? 

De Jonge herinnerde zich dat ze een jaar of tien tevoren nog waren opgeknapt in de tuin van het huis 's-Hertogenbosch aan de Vlasmarkt in Middelburg. Volgens andere berichten waren ze daar later weer verdwenen. 

Waarmee het patroon van 'De Dolfijn' leek te zijn herhaald: decennialang zorgvuldig bewaren, gevolgd door - in dit geval spoorloze - verspreiding over de vier windstreken. Maar nee: René Biemans van monumentenvereniging Hendrick de Keyser verschafte desgevraagd helderheid: 'De gevelfragmenten van het pand "In de Steenrotse" worden door onze Vereniging nog altijd zorgvuldig bewaard. De fragmenten liggen opgeslagen in de garage achter Huis ’s-Hertogenbosch (Vlasmarkt 51), deze garage bevindt zich aan de Schuiffelstraat. De fragmenten zijn zorgvuldig schoongemaakt en worden bewaard in speciaal hiervoor gemaakte stellingkasten. Verleden jaar hebben wij zelfs een speciale bezichtiging van de fragmenten georganiseerd voor onze leden.' 

Kortom: het project van Ko de Jonge kán nog gerealiseerd worden. Zodat elke Middelburger en bezoeker van die stad de overblijfselen kan aanschouwen in een passende setting op een passende locatie.

Het ontwerp van De Jonge op een mogelijke locatie aan de Dwarskaai.

woensdag 22 januari 2020

Zeeuwse poëzie in het Kerkje van Ellesdiek

Gedichten en muziek op vrijdag 31 januari


De Poëzieweek gaat op donderdag 30 januari 2020 van start met Gedichtendag. Poëzieliefhebbers uit heel Nederland en Vlaanderen passen gedichten toe in het leven van alledag, voor collega’s of vrienden, on- en offline. ’t Kerkje van Ellesdiek en Erfgoed Zeeland organiseren daarom op vrijdag 31 januari in Ellewoutsdijk een poëzieavond met dichters die Nederlandse en Zeeuwse poëzie ten gehore brengen, afgewisseld met muziek. 


Dingeman de Visser en Jan Zwemer brengen hun programma ‘Dingeman en Jan spelen in en met het Zeeuws’. Vier andere dichters brengen tussendoor Nederlandse en Zeeuwse poëzie. Dingeman de Visser zorgt voor het muzikale gedeelte. Jan Zwemer, Jopie Minnaard en Jan Priem zorgen voor de Zeeuwse toets, Jan J.B. Kuipers en Theo Raats dichten vooral in het Nederlands.





Aanmelden 

Belangstellenden kunnen zich voor de Zeeuwse poëzieavond in ’t Kerkje van Ellesdiek opgeven door een e-mail te sturen naar intzeeuws@erfgoedzeeland.nl onder vermelding van naam en aantal personen. Na afloop is er tegen betaling een drankje beschikbaar.

Jan Kuipers (foto HMD Dekker)


Informatie over de dichters


Jan J.B. Kuipers
werkt als publiekshistoricus, schrijver en dichter en was stadsdichter van Middelburg in 2005 en 2006. Hij publiceerde circa 1500 losse bijdragen en meer dan 70 boeken: non-fictie en fictie voor zowel volwassenen als kinderen. Hij ontwierp en gidst ook de route Mysterieus Middelburg.



Theo Raats (foto Omroep Zeeland)
Theo Raats was twee jaar lang iedere week vaste columnist in het literair programma Zegge en Schrijven van Omroep Zeeland. Daarnaast werkte hij mee aan programma’s over het Zeeuws dialect en deed ook columns in het dialect. In 2013 en 2014 was hij stadsdichter van Middelburg. Hij publiceerde diverse verhalenbundels.


Jopie Minnaard schildert, maakt illustraties, schrijft boeken (over en in dialect, kinderboek, gedichtenbundel) en vertelt prachtige verhalen. Zij won al diverse prijzen voor haar werk.


Jan Zwemer is sinds 1993 freelance historicus en dicht al een kleine veertig jaar in het Zeeuws en ook wel in het Nederlands. Zowel in zijn geschiedkundig werk als in zijn gedichten ligt het accent op het agrarische platteland. De laatste tien jaar waagt hij zich ook aan vertalen uit andere talen, zowel naar het Zeeuws als naar het Nederlands.


Dingeman de Visser is een singer-songwriter, ooit bekend met de band Dønder, maar nu alweer jaren solo. Hij bracht in 2010 de cd Vô degeen die a ’t wil wete uit. Hij begeleidt zichzelf op gitaar en op mondharmonica.


Jan Priem brengt Zeeuwse gedichten en is bestuurslid van ’t Kerkje van Ellesdiek.

*









dinsdag 14 januari 2020

Dichtersontmoeting Dordrecht - Zeeland 30 januari 2020


'Mannen van Papier' in Dordt (2014), met enkele ook nu deelnemende dichters,
v.l.n.r. Jan J.B. Kuipers, André van der Veeke, Thom Schrijer, Tijs van Bragt.

Al jaren vinden dichtersontmoetingen plaats tussen Dordrecht en Zeeland. De ene keer in Dordrecht, de andere keer in Zeeland. Het begint langzamerhand een traditie te worden, waarbij ditmaal Dordrecht aan de beurt is. In samenwerking met DOOR en de redactie van het literaire tijdschrift Ballustrada organiseert dichter/historicus Kees Klok de ontmoeting. Die wordt gehouden aan het begin van de landelijke Poëzieweek, op donderdag 30 januari 2020, in DOOR aan de Spuiboulevard 220. 


De avond begint om 20:00 uur (inloop vanaf 19:30 uur) en is gratis toegankelijk. De presentatie is in handen van Kees Klok, auteur van het recent verschenen De Dordtse Letteren, 1572-2019 (Verhalen van Dordrecht, deel 38).


Aan het letterenfeestje, dat muzikaal wordt opgeluisterd door de bekende Dordtse zangeres en liedcomponiste Thisgirlslife, werken vanuit Zeeland de dichters Jan J.B. Kuipers, André van der Veeke, Rogier de Jong en Thom Schrijer mee. Jan J.B. Kuipers (1953) is co-redacteur van Ballustrada en was stadsdichter van Middelburg (2005/2006). Hij is ook bekend als publiekshistoricus, prozaïst, jeugd- en SF-schrijver. Zijn jongste boek is De Hanze. Kooplui, koningen, steden en staten (WalburgPers, 2019). André van der Veeke (1947), hoofdredacteur van Ballustrada, publiceerde acht dichtbundels: o.a. Moerasbeest Verdriet (2005) en Poldergeest (2014), alsmede de verhalenbundel Een meedogenloze vrede (2012). Rogier de Jong (1952) debuteerde in 2019 met de dichtbundel Memento (Uitgeverij Liverse), Thom Schrijer, winnaar van onder meer de VU-Podium Poëzieprijs 2001, publiceerde een zestal dichtbundels, waaronder Dienstdoende engelen (2012).

Het Dordtse smaldeel wordt gevormd door Amarantha Groen, Marieke van Leeuwen, Josse Kok en Jehanne Hulsman. Amarantha Groen (1989), docent aan het Erasmus University College, debuteerde in 2016 met de dichtbundel Een geschiedenis van zand. Marieke van Leeuwen (1950) is actrice, regisseur en dichter (zij was van 2009 tot 2014 stadsdichter van Dordrecht) en publiceerde onder meer de dichtbundels Liefde, Wraak en Andere Zaken (2005) en de serie: Samen de Stad, Ingelijst, Gelegenheden' en 'Muurgedichten (2014). Josse Kok (1983) debuteerde in 2013 met de bundel Ik heb geslacht, die werd genomineerd voor de C. Buddingh'-prijs. In 2018 volgde de bundel Probeert u het later nog eens. Jehanne Hulsman (1952), voormalig columniste, dichteres, zangeres, componiste en inmiddels sociaal advocaat, publiceerde verschillende boeken, waaronder De Partypotamus (2012).

Boudewijn en Judith, een beer en een rammelaar

Onbekende lotgevallen rondom Boudewijn, de eerste graaf van Vlaanderen omstreeks 870. Zijn hoekige persoonlijkheid steekt bleek af tegen die...