In de latere negentiende eeuw kon je bij de Middelburgse apotheker Van der Harst aan de Pottenmarkt een medicijn halen, dat in een loopbaan van twee eeuwen steeds wonderbaarlijker eigenschappen toebedeeld had gekregen. ‘Poeder van sympathie’ heette dit goedje; het bestond vooral uit kopersulfaat en diende oorspronkelijk om wonden te genezen.
Aan wondermiddelen was in het verleden geen gebrek. Een door de Middelburgse arts J.C. de Man in december 1859 uitgeschreven enquête tot peiling van ‘vooroordeelen en bijgeloovigheden’ in Zeeland biedt een mooi staal van de medische folklore in het Zeeland van de negentiende eeuw. Naast amuletten als mollenpoten en ‘doodstanden’, toverkruiden als de champignon (!) en natuurlijk het klavertje vier, werd in de beantwoording van de enquête vaak melding gemaakt van het ‘poeder van sympathie’, ook verbasterd tot poeder van Sinte Patie.
Het poeder werd in de tweede helft van de zeventiende eeuw in de Noordelijke Nederlanden geïntroduceerd door de Britse zeeheld, arts, diplomaat, alchemist en filosoof Sir Kenelm Digby (1603-1665), wiens medische experimenten naar verluidt ook het leven kostten aan zijn innig geliefde en beeldschone echtgenote Venitia, die hij een schoonheidskuur liet ondergaan. Het letterkundig tijdschrift De Gids noemde Digby in 1837 dan ook ‘een dier dwazen, die, zoo als Sancho zou zeggen, hun brood nog blanker willen hebben dan het witste meel’. Misschien een al te geringschattende karakterisering van zo’n universele geest als Kenelm Digby.
Genezing op afstand
Het poeder van sympathie of pulvis sympatheticus werkte op een eigenaardige manier. Het moest op verband worden aangebracht, waarin etter of bloed van een wond was getrokken. Dit verband werd vervolgens door de genezer bij zich gehouden, en van tijd tot tijd met wat nieuw poeder bestrooid. Zo genas de wond, al bevond de patiënt zelf zich op verre afstand.
Zoals de naam al zegt was het sympathiepoeder een exponent van de zogenaamde sympathieleer, die uitging van nauwe samenhang tussen alle verschijnselen. Het menselijk lichaam was in deze, typisch renaissancistische visie een afspiegeling van het heelal, zoals ook elk deel van het menselijk lichaam de wezenlijke hoedanigheden bezat van het gehele lichaam. Dit is eigenlijk het magische principe bij uitstek. Met een deel kon je het geheel genezen, maar ook vernietigen. Wanneer de bezitter van bovengenoemd verband dit bijvoorbeeld in het vuur hield, viel de patiënt naar zeggen ten prooi aan verschrikkelijke pijn, als van een brandwond.
Wondermiddel tegen alles
Geen wonder dat apotheker Van der Harst aspirant-kopers altijd eerst tot ‘betere gedachten’ probeerde te brengen, alvorens het poeder over de toonbank ging. Want het spul werd gaandeweg voor van alles gebruikt. Tegen kiespijn en neusbloedingen, en buiten de medische sfeer als een algemeen wondermiddel. Als je het mes bemachtigde waarmee een moord was gepleegd, hoefde je er maar wat van het machtige poeder op te strooien om de dader ondraaglijke pijn te bezorgen, zodat hij zich wel moest aangeven. Ook kon het poeder worden gebruikt om voor de militie afgekeurd te worden, om een prijs te halen bij het ringrijden, tegen beheksing en zelfs om onzichtbaar te worden.
Reuma
In de kletspraatsfeer van het volksgeloof kreeg het poeder steeds grotere kwaliteiten toegemeten. Volgens de mondelinge overlevering kon het alleen door tovenaars worden bereid, die het trouwens ook gebruikten om de room van andermans melk te halen.
Belladonna of wolfskers |