zondag 9 december 2018

Waar was het grote plan? Nog één keer Vincent van der Linden

Vrijdag 24 augustus 2012: in de trein na een dagje zonnig Delft en, het valt niet te ontkennen, een studiebezoek aan het Legermuseum aldaar. Op mijn telefoon verschijnt een emailbericht van Remco Meisner naar aanleiding van een oude tekst van mij, die als ‘nawoord’ moet fungeren in een nieuw deeltje van zijn Rare Boekjes Reeks: De kat in het donker. Nu blijkt dat de auteur van dat boekje, Vincent van der Linden, ernstig ziek is en dat er daarom haast moet worden gemaakt. 



door Jan J.B. Kuipers (uit: Holland SF 46(2012 [2013])4, 19-21)

‘Wat is er met Vincent? De een na de ander,’ mail ik terug; een halve minuut later gaat de telefoon. Remco Meisner. ‘Hij is erg ziek, heeft leukemie en ook nog Hodgkin. Men verwacht dat hij nog ongeveer één of twee maanden te leven heeft. Daarom maak ik vaart en geef nu als een haas allerlei boekjes van hem uit.’ 
Een week later, 1 september, overlijdt Vincent van der Linden.

Hotel Cocagne, Eindhoven, najaar 1983. In een gang van dit labyrintische luilekkerland loop ik voor het eerst van mijn leven Van der Linden tegen het lijf: vrij kleine gestalte, bril, breed uitstaand, ietwat krullerig haar. Type verstrooide intellectueel. Dit is dus de redacteur van Ganymedes, het jaarboek waarin mijn broer Gert en ik sinds 1979 korte verhalen publiceren. We maken kort en ongemakkelijk kennis.

Later, rondom de plechtigheid van de King Kong Award die mijn broer en ik met onze aanhang komen ophalen, vloeit er zoals gebruikelijk bij de samenkomsten van deze broers een ruime hoeveelheid bier en doemen er als vanzelf andere figuren op die ik voortaan éénmaal per jaar op conventies zal ontmoeten (mijn broer houdt het na één keer voor gezien): Rob Vooren, Peter Cuijpers, het financieel KK-genie Jan Veldhoen en vele anderen. Zoals Paul van Leeuwenkamp, Roelof Goudriaan, Annemarie van Ewyck, Leo Kindt, JoJo en andere vaste typen van wie ik sommigen echter pas een jaar of wat nadien voor het eerst ontmoet. Gemeenschappelijk kenmerk van het eerstgenoemde groepje is echter: veel aandacht voor de bar, (te?) weinig voor de programmaonderdelen. 

In: Holland SF 2012 nr. 3
Die conventies worden voor Heleen (‘Ik heb nog nooit een SF-boek gelezen’) en mij gedurende enige jaren reünies, die in de nocturnale uitloop van room parties en toevalsconferenties in hallen en gangen steevast transformeren tot vage en veel te donkere films vol kreten, bizarre ontmoetingen, zwaaiende armen, ontboezemingen en beweringen, zo far out dat niemand ze de volgende dag nog kan reproduceren.

Welke tiener?


Wat de door Rob Vooren ooit verzonnen King Kong Award betreft: aan de bar van Cocagne zit ook de maker van de trofee voor 1983, Karel Thole (1994-2000), de dan allang in Italië woonachtige tekenaar, illustrator, schilder, vormgever en boekontwerper van internationale faam en betekenis. Mijn broer bekijkt Thole’s bij de uitreiking overhandigde gouache, legt hem op de toog en zegt: ‘Welke tiener heeft dit gemaakt?’

Thole zéér gepikeerd. Enige verzachtende rondjes volgen, maar echt goed komt het niet meer. ’s Nachts neem ik het kunstwerk mee naar huis. Enkele jaren later begint het op te krullen: de Grote Aap die de Vrouw omklemt, geheel volgens de iconografische traditie, schijnt haar in zijn schoot te willen duwen in plaats van andersom. La belle et la bête, de apotheose van de hoofse omkering dankzij het versagen van een stuk karton.


Zelfonderschatting


Vincent slaapt meer en meer, zegt Remco door de telefoon, maar is verder goed gemutst. Een e-mailtje of zo zal hij op prijs stellen. Gehoorzaam voldoe ik spoedig aan dat verzoek. Vermoedelijk krijg ik daarom zijn rouwkaart in de bus, want het vroegere contact is omstreeks de helft van de jaren negentig verloren gegaan. Tot ik op 3 mei 2011 ineens een e-mail van Vincent ontvang:

"Dag Jan! Het zal jou wellicht nog meer verbazen dan mij, een brief van mij te krijgen, maar ieder verschijnsel heeft een oorzaak, zoals sommigen beweren, dus lees nog even verder. In je laatste brief heb je me er zo scherpzinnig op gewezen, dat je liever lui dan moe bent, en ik had er geen moeite mee dat verschijnsel in mezelf te herkennen. Om je geheugen op te frissen, ik had een verzameling opgezet van artikelen van een zogenaamde dominee Wintner, met commentaar van ondergetekende, en jij was zo vriendelijk geweest, daar een voorwoordje voor te schrijven. Maar door mijn vermoeidheid, of door mijn luiheid, is daar verder niks van gekomen, en ik dacht al rustig te kunnen sterven, maar nee, daar ging opeens de telefoon en wie hing er aan de andere kant van de lijn?... Nee, het was Remco Meisner. Van het een kwam het ander en toen ging het opeens over zijn Rare Boekjes en zou hij mijn verzameling alsnog in het licht geven."

In HSF 2012 nr. 3 is door verschillende contribuanten al heel wat gezegd over de mentaliteit en kennelijke zelfonderschatting van Vincent van der Linden. Een evidente uiting van het laatstgenoemde is volgens mij het feit dat hij zijn pseudoniem Thomas Wintner, verbonden aan zeer goed werk als Motel Valhalla, óók in fanzines opvoerde als personage: als knoeiende, geile en frauduleuze predikant in veelal fictionele gemeenten als Oelenbeek, Uif, Ulkenskerkerbroek en Boerenhol (pas op – die buurtschap bestaat wél!). Kolderproza is het, bijna studentikoos, bij uitstek passend in waanzinnige fanzines als King Kong SF en Fantastische Vertellingen.

In Voorheen King Kong sf afl. 1, 1996 (opvolger van KKSF en op zijn beurt even kortstondig opgevolgd door Vooren’s Magazijn) verscheen mijn van kluchtig gelegenheidsjargon topzware bijdrage ‘Anale meting en het Rijk van het Licht. Tom G. Wintners handel en wandel in godsdienstfenomenologisch perspectief’, op verzoek van Vincent eind 1995 geschreven voor het toen al op stapel staande De kat in het donker.

En nu, mei 2011, meldt hij op de gebruikelijke ironische wijze over de uiteindelijke realisering van het boekje:
"Dit was alles wat ik nog te wensen had, want al die software is met één druk op de knop verdwenen, maar als er hier en daar over de wereld honderd gedrukte teksten verspreid zijn, dan blijft er ergens op een zolder nog wel eentje liggen – en wees nou eens eerlijk, wil jij niet onsterfelijk zijn? (…) O, ik vergeet even dat jij al onsterfelijk bent. Ik heb je e-mailadres gevonden op het internet en kreeg meteen te zien dat jij al 45 boeken op je naam hebt; jij bent niet meer kapot te krijgen. Ik met mijn vijftal, dat zelfs nooit van De Slegte gehoord heeft! Hartelijke groeten, Vincent".
De aloude beminnelijkheid, met daaronder een rotsbodem vol vlijmscherpe uitsteeksels.
Was hij toen al ziek? De uitwisseling van e-mails wordt enige tijd voortgezet, mede omdat ik vraag naar het tekstbestand van mijn oude bijdrage. Vincent:
"Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet goed wist wat ik zag toen ik het herlas, want ik dacht dat ik wel een paar vreemde woorden kende, maar zelfs met de dikste Van Dale in de hand vraag ik me af of ik (over twee weken 77) toch geen Alzenberger heb. Ik moest even denken aan Luc de Vos, die mij altijd met zijn rijkdom aan moeilijke, of wellicht niet-bestaande woorden om de oren sloeg. Maar ik moet aannemen dat er op het ogenblik nog mensen bestaan, die met enige moeite kunnen begrijpen wat je indertijd bedoelde te zeggen. Vroeg of laat komt er iemand glossen bij schrijven en dan hebben wetenschappers er misschien nog iets aan. Mij rest alleen trots dat je je naam en faam hebt willen verbinden aan de abjecte schrijfsels van mij en de dominee."
Vriendelijkheid, vriendelijkheid. Plus misplaatste, of ook ironisch bedoelde (?) zelfonderschatting.
‘Naam en faam’… Ik beschouw mezelf als ambachtsman, als een door een schrijfobsessie voortgedreven letterturk, zoals men in pre-multiculturele tijden zo treffend zei. Al die genres en stijlen, overal geweest en nergens thuis. En nu, op oudere leeftijd, zit ik zelf soms te peinzen waarom er zo weinig doelgerichtheid in al die projecten en activiteiten zat. Waar was het grote plan? Ik herken je lichte ontgoocheling terdege, Vincent van der Linden. En ook de min of meer nihilistische onverschilligheid – of zelfs opgeruimdheid - die ermee gepaard ging. Want er is natuurlijk een lijn, uitgeworpen door een dronken matroos of niet.

Mythograaf


Natuurlijk vraag ik ook naar Vincents raadselachtige project van de ‘mythograaf’: een verhalenautomaat die na invoer van bepaalde ingrediënten en variabelen geheel zelfstandig vertellingen construeert een uitbraakt: een typische fantasie uit de aanloopperiode van het digitale tijdperk. 
Het antwoord komt snel:
"Van de Mythograaf is uiteindelijk niets terechtgekomen, omdat die steeds tendeerde naar verfijning en uitbreiding (personages, gesprekken, weersomstandigheden, natuursituaties, enz.), en het frappante idee alleen tot leven zou kunnen komen met een degelijk team van nerds. Toen ben ik overgegaan tot een ‘gesprekprogramma’ in de geest van Eliza, Azile genaamd, dat inderdaad werkt, maar zo armoedig is dat ook hier weer een team voor nodig zou zijn. Waarom heeft niemand zo’n programma ooit gemaakt? Moet heel goed mogelijk zijn, als je er een beetje tijd, geld en man/vrouwkracht in stopt. Of een doorzettingsvermogen hebt dat hier in huis niet te vinden is, al heb ik er een hele tijd naar gezocht."
De digitale conversatie met Vincent komt tot een vrij abrupt einde. Aanleiding: Hedy d’Ancona. Men weet wel: de PvdA-politica, staatsvrouw en feministe die in haar vrije tijd ook het sadomasochisme aanprees en een voormalig fractiegenote in het Europees Parlement er met haar handtas van langs gaf. In een – nu helaas onvindbare – e-mail noemt Vincent haar en ik vraag schertsend wie zij toch kan zijn, en welke greep ze op iedereen had? Waarop een serieus antwoord volgt. Mijn mededeling dat het een grapje betrof ontlokt dan een scherpe reactie: nee, hoe hád hij ook kunnen denken dat ik Hedy d’Ancona niet kende, duizend maal excuus! Het zou nooit meer voorkomen!

Ik lees dit mailtje op het terras van de Mattemburgh, een uiterst aangename buitenplaats annex horeca-etablissement bij Bergen op Zoom. Ik kijk naar de boomtoppen en besluit in een opwelling te antwoorden met een keurige lijst van de consumpties die ik die dag heb genuttigd.

Het wordt weer stil. Maar De kat in het donker verschijnt toch in 2012, met mijn als voorwoord geplaatste nawoord, en te midden van meer en behartenswaardiger oud en nieuw werk van Vincent van der Linden alias Thomas Wintner.

In zijn op 2 september 2012 door zijn vriendin Nely Formsma verstuurde collectieve afscheidsmail meldt Van der Linden: ‘Intussen mijn excuses tegenover iedereen die ik op de tenen heb gestaan of anderszins gekwetst, beledigd of verwaarloosd heb -- terecht of ten onrechte -- maar daar is nu niks meer aan te doen, en het zal niet meer gebeuren!’

‘Terecht of ten onrechte’. Nog één keer de grijnslach van de oude, ongrijpbare vos, en dat is jammer – dat het de laatste keer was, bedoel ik.

* Jongste verhalenbundel Houten trouw van Jan J.B. Kuipers *

Een gruwelmoord en dito straf in Sluis, 1769

Onlangs schreef ik voor mijn PZC-rubriek ‘Sporen in de delta’ een aflevering over de opmerkelijke waterstaatkundig ingenieur (en veel meer) ...