Ik herinner me geen enkel insectenhotel te hebben gezien waar een druk verkeer van insecten plaatsvond. Dat zegt weinig, misschien
verschuilen de diertjes zich graag voor ondeskundige personen. In elk geval detoneert
het bouwseltje op het terrein van het verloren gegane kasteel Hellenburg, net
ten westen van Baarland, minder dan de pontificale vlaggenmast die er óók staat.
Toch een aanrader voor de liefhebbers, dit sfeervolle terrein met de
opgemetselde funderingen van de hoofdburcht van de Hellenburg: een kasteel dat er
niet erg lang stond, maar wel een bewogen historie had.
Tekst vervolgt onder foto
|
Hellenburg met vlaggenmast en insectenhotel (foto H.M.D. Dekker). |
Waarschijnlijk ontstond de Hellenburg omstreeks 1300. De
eerste fase was die van een donjon of woontoren; daarna ontstond het
rechthoekige kasteel, dat bij de Cosmas- en Damianusvloed in 1477 zal zijn
verwoest. De fundamenten zijn bij grondwerk in 1955 bij toeval herontdekt. Onder
leiding van J.G.N. Renaud is toen archeologisch onderzoek verricht. Het
fundament van de hoofdburcht bleek goed bewaard te zijn gebleven; van de
voorburcht ten noorden ervan resteerde niet veel. Deze was via een dam verbonden
met de hoofdburcht.
Tekst vervolgt onder de mededeling
Lees ook: Nederland in de middeleeuwen. De canon van ons middeleeuws verleden.
€ 29,99;
e-pub € 14,99.
Hardcover, full color, groot formaat, 192 blz.
ISBN 9789462494688
‘Een redelijk coherent geheel en een completer beeld dan in de meeste canons
wordt bereikt.’
Historiën
*
Het onderstaande komt uit: Jan J.B. Kuipers & Johan Francke,
Geschiedenis van Zeeland. De canon van ons Zeeuws verleden. Zutphen:
Walburg Pers, 2009 (uitverkocht), 50-53 (venster 11: Hellenburg Baarland, 1312)
In de strijd tussen Holland en Vlaanderen om de macht over
het huidige Midden-Zeeland kozen Zeeuwse
edelen uit eigenbelang afwisselend voor beide partijen. Bij de slag van Baarland
in 1295 streden de meesten aan Hollandse kant.
STRIJD HOLLAND EN VLAANDEREN | Na eerdere krijgstochten
tussen Holland en Vlaanderen om onder meer Zeeuwse problemen op te lossen, kwam
in 1167 het Verdrag van Brugge tot stand. Het bestuur over Zeeland
Bewestenschelde zou min of meer gezamenlijk worden uitgeoefend door Vlaanderen
en Holland, de Hollandse graaf bleef hier leenplichtig aan die van Vlaanderen.
Het was een recept voor twist en oorlog gedurende anderhalve eeuw; pas met het
Verdrag van Parijs uit 1323 kwam het gebied in volledig bezit van de Hollandse
graaf.
Het
conflict beleefde tussen 1253 en 1304 zodanige crises met bijbehorend
wapengekletter, dat we wel van oorlogen kunnen spreken. De eerste campagne was
een mislukte invasie van de Vlaamse vloot bij Westkapelle in 1253; de Vlamingen
leden zware verliezen. Melis Stoke verhaalt er
uitvoerig over. De Vlamingen werden opgewacht door een Zeeuws-Hollands-Duits
leger, dat al aanviel vóórdat de Vlaamse ridders hun paarden konden ontschepen.
De meerderheid van de Vlamingen werd gedood; de latere Vlaamse graaf Gwijde van
Dampierre liep verwondingen op aan beide benen en hinkte de rest van zijn
leven, terwijl zijn jongere broer Jan een oog moest missen. Beiden kwamen na
enkele jaren vrij na betaling van een groot losgeld; de overlevenden van minder
allooi moesten hun wapens inleveren en zich ontkleden voor ze werden
vrijgelaten en overgezet. In Vlaanderen omgordden velen zich met
groene-erwtenranken om hun schaamte enigszins te bedekken. De Slag bij
Westkapelle was één van de zwaarste nederlagen die een Vlaams leger ooit had
geleden.
Een volgende bloedige episode kwam in de jaren negentig, met
nieuwe Vlaamse invasies in 1290 en 1295. Bij de aanval van 1290 werden de
Vlamingen gesteund door de Zeeuwse edelen en troepen, in 1295 waren de Zeeuwen
de Hollandse kant toegedaan. De Vlamingen wensten nu de Zeeuwse edelen zoveel
mogelijk schade te berokkenen. Stoke verhaalt dat ze met veel huurlingen naar
Baarland voeren in grote schepen, hulken en andere boten. Ze ontmoetten weinig
tegenstand en staken Baarland in brand. Maar graaf Floris V, aldus het Aardrijkskundig
Woordenboek van A.J. van der Aa (1839-1851), bezorgde ‘den Vlamingen, die
te Baarland geland waren, den 12 November 1295 door het beleid van Doedijn van
Everingen en eenigen uit het geslacht van Van Borssele eenen volkomen
nederlaag’, welke overigens niet te vergelijken was met het drama te
Westkapelle 42 jaar tevoren. Toen de plunderende Vlamingen de Zeeuwse
strijdmacht zagen naderen trokken ze zich haastig terug. Het wordt in fraaie
bewoordingen verteld in de Geschiedenis des vaderlands (tweede deel,
1833) van onze nationale romanticus Willem Bilderdijk, die meldt dat de
Vlamingen Baarland
‘rijkelijk plonderden en blaakten,
en zich verspreidden om buit te maken. Wanneer men dit vernam, trokken die van
Borselen onder Doedijn van Everingen, ten getale van 300, hun tegen, met groote
drift; en de Vlamingen zagen naar hun schepen om. De slachting was wel niet
groot, want er bleven niet veel meer dan 200 Vlamingen op het veld liggen, maar
meer dan 1000 man verdronken, of smoorden al vluchtende in ‘t slijk, ook
wierden er gevangenen gemaakt. Deze werden gerantsoeneert, voor zoo verr’ zij
rijk waren; en de arme werden naakt uitgeschud (het geen het gebruik van die
tijden was) en zoo, op Floris bevel, naar Vlaanderen te rug gezonden. Een zware
storm die er opstond, joeg vele der Vlaamsche schepen van hunne ankers, en een
van die, wel bemand als het was, naar de Hollandsche kust, en daar werd het
bemachtigd. - Daarop week het Vlaamsche leger en ontbond zich, en Graaf Wijt
eindigde zijn veldtocht, met hartzeer.’
Vanaf 1312 waren de heren van Renesse ambachtsheer van Baarland,
Bakendorp en Oudelande. Na 1312 stichtten ze in Baarland twee kastelen: het
Hof van Baarland (ten noordoosten van de kerk), nu een fantasierijke
reconstructie rondom het voormalig koetshuis, en ten westen van het dorp de
Hellenburg, waarvan de fundamenten (van de hoofdburcht) zijn opgemetseld tot
een archeologisch monument. De voorganger van het Hof van Baarland was een
mottekasteel, dat in de woelige jaren rond 1300 nog een rol moet hebben
gespeeld; vermoedelijk had ook de Hellenburg een soortgelijke voorganger.
Doedijn van Everingen had kort voor zijn deelname aan de Slag bij Baarland ter
plaatse een kasteel in bezit.
|
Detail fundamenten Hellenburg (foto H.M.D. Dekker) |
Het stamslot van de Renesses, SLOT MOERMOND (9) was in 1297
verwoest door Wolfert I van Borssele, evenals zijn rivaal Jan van Renesse
hoofdrolspeler in het Hollands-Vlaams conflict om Zeeland Bewestenschelde.
Wolfert was ook betrokken bij de Baarlandse oorlogshandelingen in 1295; zijn
loopbaan en levensloop vormen een groots verhaal van drieste ambitie, maar ook
een illustratie van het stokoude spreekwoord ‘hoogmoed komt voor de val’.
Wolfert was heer van Veere en
Zandenburg. In 1282 droeg hij zijn goederen nog op aan de gravin van Holland,
maar in 1290 ontketende hij een opstand tegen Floris V, onder meer om de
splitsbaarheid van de Zeeuwse lenen (ambachtsheerlijkheden) op te heffen. Het
liep verkeerd af en Wolfert vluchtte. Later volgde een verzoening. In 1297 huwde hij Catharina van Voorne, vermeend
minnares van graaf Floris V die een jaar tevoren door Hollandse edelen was
vermoord – een complot waarmee alle betrokkenheid door Wolfert werd ontkend.
Wolfert kreeg een stevige greep op Jan I, Floris’ jonge opvolger. Deze zeer
begerenswaardige en dus gevaarlijke positie zette veel kwaad bloed. Graaf Jan I
stierf al in 1299, vijftien jaar oud. Zijn dubieuze beschermer Wolfert van
Borssele werd in hetzelfde jaar in Delft door het gepeupel gelyncht.
Waarschijnlijk op aanstichten van jaloerse Hollandse edelen gooide men hem uit
een raam: een val die de krijgsheer-diplomaat niet overleefde. Volgens de
overlevering landde hij op de spiezen van de schildwachten die hem bewaakten.
Zeshonderdvijftig jaar na dato, in 1955, kwam de Slag bij
Baarland nog even in het nieuws:
‘In de vreselijke veldslag te
Baarland tussen het invasieleger der Vlamingen, dat korte tijd geleden op de
Bevelandse eilanden is geland, en de Hollanders, is een der Hollandse
edellieden door een lans van een der Vlaamse krijgslieden getroffen. De lans
drong in ‘s ridders hoofd. Hij sloeg voorover van zijn paard en overleed
onmiddellijk. Het stoffelijk overschot zal bijgezet worden in de kerk te
Coudorpe.’
Aldus
de aanhef van een artikel in het Zeeuwsch Dagblad van 19 augustus 1955. Een maand tevoren was men in het kader van ruil- en
herverkaveling bij het voormalige Coudorpe op overblijfselen van een kerkhof
gestuit. De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek verrichtte een
opgraving, waarbij o.a. de tracering van een kerk werd blootgelegd, vlak achter
de ook nu nog bestaande Coudorpse vliedberg. Op het kerkhofterrein en in de
kerk lagen graven met vrij gave skeletten. In een hoek van de kerk vond men een
grafkelder van kloostermoppen met daarin een stoffelijk overschot met een
lengte van ongeveer 1,90 meter: forse afmetingen, hetgeen evenals de grafkelder
duidt op iemand met een geprivilegieerde positie. Onder de schedel lagen ijzerresten,
mogelijk afkomstig van een krijgshelm.
Het intrigeerde de Kwadendamse
hoofdonderwijzer en heemkundige A. de Boo (1920-1987). Geduldig reconstrueerde
hij de schedelfragmenten van de lange man. De Boo concludeerde dat de eigenaar
een ridder moest zijn geweest, gedood door een lansstoot tijdens de Slag bij
Baarland. De lans was bij de linkerkaak binnengedrongen - de linkerooghoek,
linkerkant van de neus en linkerbovenkaak ontbraken - en iets boven de kruin
weer door het schedeldak naar buiten gekomen. Uit het schedeldak was een
driehoekig scherfje geslagen; ook waren twee afrondingen van de lanspunt
volgens De Boo duidelijk te zien. Na de stoot moest de ridder voorover van zijn
paard zijn gevallen, waarbij de lans zijn schedelbasis vernielde. Een gruwelijk
verhaal, maar waarom nu juist de Slag bij Baarland, kon er geen noodlottig
steekspel in het geding zijn? Volgens De Boo niet, want bij toernooien werden
lansen met afgeknotte punten gebruikt. Aangezien het graf als dertiende-eeuws
was gedateerd lag het verband met de Slag bij Baarland voor de hand.
Fantasierijke forensische reconstructie door een bevlogen amateur, die na vele
eeuwen het gedruis van bittere strijd in de Zeeuwse polders tot nieuw leven
wekte.