woensdag 26 mei 2021

Ontdekking van de jeugd in Zeeland (2)

 Bill Haley vanuit de mist


Kijk hier voor 'Ontdekking van de jeugd in Zeeland (1)'

De ‘losmaking’ van de Nederlandse en Zeeuwse jeugd uit de benauwende cocons van traditie en conventie was overigens al in de eerste decennia van de twintigste eeuw begonnen, met name door de opkomst van de nieuwe zuil van het socialisme en de introductie van bioscoop en radio. Zeeland, een gewest zonder grootstedelijke kwaliteiten en over het algemeen prat gaand op zijn reputatie van gezagsgetrouwheid en traditionalisme, kwam in 1954 zelfs onverhoeds in de voorhoede van de telecommunicatie terecht. Dit jaar viel namelijk het besluit dat er naast de bestaande televisiezender in Lopik nog vier TV-zenders in ons land moesten komen: in Roermond, Markelo, Appelscha-Smilde – én in Goes. Hierdoor werd eindelijk de ontvangst van TV-uitzendingen in heel Nederland mogelijk. Drie jaar later was de Goese zender klaar. Hij werd in gebruik genomen op 10 december 1957.


(Dit is een fragment uit: Brommers, gitaren en spandoeken, 2005)

‘In 1957 hadden we televisie in ons gezin,’ zegt Tom Rentmeester (1947) uit Ovezande. ‘In 1958 op een mistige avond kunnen we zelfs een Duitse zender ontvangen, plotseling staat hij daar: Bill Haley And His Comets in een sportzaal op het podium van een boksring met een echte haan op de touwen… sensationeel! Het beeld was slecht, het geluid was slecht, maar we hadden hem in levende lijve zien swingen op de buis.’


Nieuwe TV-zenders, 1954
De ‘debiliserende’ en smaakverdovende werking die aan het fenomeen televisie al vrij snel na zijn inburgering werd toegeschreven, was zeker niet van toepassing op de beginjaren, ondanks het gebrekkige en veelal knullige aanbod. TV was aanvankelijk werkelijk een nieuw venster op de wereld. Het was vooral de (zwartwit)televisie die korte metten maakte met regentenmentaliteit en provincialisme, schreef A.J. van der Staay in 1966. 

‘Al klinkt in interviews de eerbied voor de gezagsdrager en in het niet-aansnijden van bepaalde onderwerpen iets ervan na, toch blijft het een feit dat de traditionele afstand tussen binnenskamers en erbuiten, tussen kiezers en gekozenen, tussen elite en bevolking, hoofdstad en provincie, tot huiskamerproporties is teruggebracht.’ Alle waterscheidingen vielen weg door de TV, aldus Van der Staay; er voltrokken zich complete revoluties in de gedachtengangen, ‘onderwerpen die enkele jaren terug volstrekt taboe waren, van ontzuiling tot homoseksualiteit, komen genadeloos van de beeldbuis.’


Een jaar na deze opmerkingen spatte de geruchtmakende uitzending van VPRO’s Hoepla! de huiskamers in, waarin Phil Bloom even een krant liet zakken (nota bene het protestants-christelijke dagblad Trouw) en zich naakt aan het volk vertoonde. Ze werd de meest besproken bloterik in de geschiedenis van de Nederlandse media. 

Ook in Zeeuwse huiskamers werd terdege kennisgenomen van Blooms tot de verbeelding sprekende gestalte. Het landelijke tumult leidde tot de annulering van een volgende uitzending met de Zeeuwse psychedelische groep Dragonfly.

Naar de film!


In de brave jaren vijftig was een dergelijke speelse provocatie natuurlijk nog ondenkbaar, zeker in Zeeland. De eerste reacties van overheidswege op tekenen van jeugdige opstandigheid en ‘ontworteling’, zoals op het vernielde Schouwen van na de Ramp, waren, naast adviezen tot verbetering van huisvesting en professionalisering van het jeugdwerk, oproepen tot herstel van het ouderlijk gezag en het gezin. Een beproefd maar gedateerd recept, dat zijn uitwerking steeds frequenter leek te missen. 

Want van een leien dakje ging het ook na deze mooie adviezen niet bepaald, zeker niet op Schouwen-Duiveland. Was in januari 1954 een grotere aandacht van de sociaal-maatschappelijke instellingen voor het hoognodige jeugdwerk aangekondigd, in juni berichtte de Provinciale Zeeuwse Courant dat de ontworteling van de jeugd op Schouwen-Duiveland als gevolg van de Ramp ‘zeer urgent’ geworden was. Oorzaak: de jeugd had geen zier te doen. ‘De rijpere jeugd verveelt zich,’ zei de krant, ‘en beschikt over teveel geld, hetgeen de baldadigheid onrustbarend doet toenemen.’ In de onderhandelingen over een te stichten jeugdcentrum onder toeziend oog van de Stichting Nieuw Schouwen-Duiveland zat niettemin geen enkel schot, hoewel het Rampenfonds hiervoor in principe 100.000 gulden beschikbaar had gesteld. 

Kijk hier voor 'Ontdekking van de jeugd in Zeeland (1)'


- wordt vervolgd -

Bron: Jan J.B. Kuipers, m.m.v. Henk Feij en Peter Urbanus, Brommers, gitaren en spandoeken. Vijftig jaar jong in Zeeland (Zaltbommel: Uitgeverij Aprilis, 2005), hoofdstuk 'De ontdekking van de jeugd in Zeeland' (Jan J.B. Kuipers)


***


CD VOL ‘LEEDVERMAAK’ KAREL & DE BOSWACHTERS:

Het is overal even erg


Een gruwelmoord en dito straf in Sluis, 1769

Onlangs schreef ik voor mijn PZC-rubriek ‘Sporen in de delta’ een aflevering over de opmerkelijke waterstaatkundig ingenieur (en veel meer) ...