Augustus 1814 - augustus 2014
'een zeer onderhoudend boek en een knappe prestatie.'
A.J.B. Sirks, Universiteit van Oxford
BMGN - Low Countries Historical Review | Volume 129-3 (2014) | review 47
De geallieerden verklaarden België op 11 februari 1814 bevrijd van het Franse juk. Antwerpen gaf zich pas over aan het eind van april. De voorlopige regering van België was toen al in functie. Vanaf 1 augustus 1814 fungeerde de Nederlandse ‘souvereine vorst’ Willem I als gouverneur-generaal. De vereniging – of hereniging na enkele eeuwen – van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden was een feit.
In het najaar van 1813 vertoonden de Kozakken zich ook even in het Zuiden. Op 18 december kwamen ze in Leuven aan, in gezelschap van Pruisische soldaten. De plaatselijke chroniqueur Jan-Baptist Hous meldde dat alle mensen ‘Vivat de Kozakken!’ riepen en van blijdschap hun hoeden in de lucht wierpen:
‘De burgers van de stad zijn aanstonds naar de Brusselse binnenpoort gegaan en hebben er alle gevangenen losgelaten. Er was een officier van de kozakken bij. Onder de gevangenen waren twee oude mensen, een man en een vrouw, beiden boven de zeventig jaar, die vastzaten omdat een van hun kozijns [neven] dienst weigerde. De vrouw heeft van blijdschap wel 25 keer de handen van de officier gekust. Ze hebben ook alle deserteurs losgelaten die in de corps de garde vastzaten.’
’s Avonds vertrokken de Kozakken al naar Breda, met medeneming van enige buit én van maire Plasschaert. De volgende dag trokken de Fransen alweer binnen. Op 28 januari 1814 raakten ze voor het eerst slaags met de geallieerden. In de nacht van 30 op 31 januari vertrokken de Fransen naar Brussel, ‘heel stil en zonder trommels’, aldus Hous. Op maandag 31 januari stroomde de stad weer vol met Duitsers en Kozakken. Een dag later liet commandant Hellwig een proclamatie op de straathoeken aanbrengen:
‘De geallieerde mogendheden bezitten uw stad en omgeving om u het juk van Frankrijk af te schudden, de eigendom te respecteren en de publieke rust te handhaven. Te dien einde zullen de autoriteiten en functionarissen die tegenwoordig in voege zijn, hun functies blijven uitoefenen als voorheen. Inwoners van Leuven, blijf stil en rustig en laat de zorg aan de geallieerde mogendheden. Zij komen om u te verlossen en u het geluk te verzekeren.’
Die vreugde en geluk waren opnieuw van korte duur. Ingekwartierde Kozakken terroriseerden de bewoners, kochten spullen zonder te betalen, pleegden geweld en verkrachtten vrouwen. Al in maart schreef Hous over aangevoerde gewonde Kozakken: ‘Het is het lelijkste en vuilste volk dat een mens van zijn leven gezien heeft.’ En: ‘Het volk roep niet meer: Vivat de kozakken!’
Troonsafstand Napoleon
Op 9 maart sloten de geallieerden het Verdrag van Chaumont en boden Napoleon een vreedzame overdracht van de macht aan. De keizer weigerde en de oorlog werd voortgezet. Deze ‘Franse campagne’ vond plaats op het ‘oergrondgebied’ van Frankrijk, waar de drastisch geslonken Grande Armée streed onder de donkere hemel van de aanstaande ondergang. Op 13 maart versloeg Napoleon Bonaparte een Pruisisch-Russisch leger bij Reims. De Fransen telden nog maar 70.000 man tegen een half miljoen geallieerde soldaten, de capitulatie was onafwendbaar. Parijs viel op 31 maart, Napoleon werd afgezet op 6 april en deed in het Verdrag van Fontainebleau onvoorwaardelijk troonsafstand op 11 april. De Franse kroon kwam weer aan een Bourbon: Lodewijk XVIII. Met behoud van de titel keizer kreeg Napoleon het Italiaanse eilandje Elba toegewezen. Hij kwam op 4 mei aan in zijn nieuwe, minuscule rijk.
Eind april had de Franse commandant Carnot de vesting Antwerpen overgegeven aan de Britten en op 2 mei verdween het Franse leger definitief uit deze stad, samen met Napoleons gunsteling burgemeester De Cornelissen. Lazare Carnot was eerder dit jaar naar Antwerpen gestuurd en had drastische maatregelen genomen. Hij liet wijken buiten de stad afbranden, met name delen van het Kiel en Berchem. Borgerhout wachtte hetzelfde lot, maar Carnot zag dat de huizen hier goede beschutting vormden voor zijn soldaten en paste zijn tactiek aan: de panden hier werden niet platgebrand. Ook na het afzetten van Napoleon op 6 april hield Carnot de stad nog enkele weken hardnekkig in handen. Tijdens de terugkeer van Napoleon in 1815 was Carnot even terug in het zadel als minister van Oorlog.
Waar bleef het beeld van Carnot?
In Antwerpen is vreemd genoeg een straat genoemd naar de weinig geliefde Carnot. Ook kreeg hij in 1865 een standbeeld op de Carnotplaats, het huidige Laar. Veel Antwerpse notabelen waren het platbranden van hele wijken nog niet vergeten. Bij de inhuldiging bleven ze dan ook weg. Het beeld is in de jaren vijftig van de twintigste eeuw weggehaald en raakte nadien kwijt. Het zou in een opslagdepot in stukken gevallen zijn; enkel het hoofd zou zijn bewaard, de rest werd gebruikt bij de fundering van de Singel. Het hoofd kreeg een plek in de entreehal van een appartementsgebouw aan de Carnotstraat.
Voorlopige regering van België
De geallieerden verklaarden België op 11 februari 1814 bevrijd. Ze stelden twee commissarissen aan die belast werden met het installeren van een voorlopige regering in België: Ludwig Freiherr von Wolzogen, stafchef van de hertog van Saksen-Weimar en generaal-majoor in Russische dienst, en Hermann Freiherr von Boyen (1771-1848), stafchef van Von Bülow en generaal-majoor in dienst van Pruisen.
Van 15 februari 1814 tot september 1815 bestuurde dit Gouvernement Général de la Belgique in opdracht van de geallieerden de Zuidelijke Nederlanden, tot het land officieel deel werd van het (Verenigd) Koninkrijk der Nederlanden. Aan het hoofd van de voorlopige regering stond een gouverneur-generaal.
Onder de bevoegdheid van de voorlopige regering vielen aanvankelijk alleen de departementen Dijle, Schelde, Twee Neten, Jemappes en Samber-en-Maas. De departementen Roer, Beneden-Maas en Ourte ressorteerden onder de voorlopige regering van de Beneden-Rijn; het departement Forêts onder de voorlopige regering van de Midden-Rijn. Op 12 juni 1814 werden beide laatstgenoemde regeringen samengevoegd. Op 20 augustus 1814 kwam de gehele linker-Maasoever aan de ‘Belgische’ regering, op 12 mei 1815 gevolgd door de provincies gelegen aan de rechter-Maasoever.
De Acht Artikelen van Londen
De Belgische notabelen hadden de voorkeur uitgesproken voor restauratie van de band met Oostenrijk, maar dit land bleek geen belangstelling meer te hebben voor de voormalige Oostenrijkse Nederlanden. De bondgenoten wezen het territorium in het geheim nu toe aan de nieuwe Nederlandse staat, als stevige noordelijke buffer tegen Frankrijk.
Het Protocol van Londen, ook bekend als de Acht Artikelen van Londen (21 juni 1814), formaliseerde deze toestand: prins Willem werd uitgenodigd de post van gouverneur-generaal van België te aanvaarden en de vereniging van de Nederlanden tot één staat voor te bereiden. Op 1 augustus kondigde hij aan dat hij de regering van België in handen nam. Hiermee ontstond een personele unie van Noord- en Zuid-Nederland onder leiding van een Souverein Vorst, waaraan in 1815 Luxemburg als Groothertogdom werd toegevoegd. Op 12 augustus benoemde Willem de nieuwe regering, die op 15 augustus werd geïnstalleerd.
De Vrede van Gent
Met Napoleon veilig op Elba en de vrede gevestigd, kon op 24 december 1814 ook een ander vredesverdrag worden gesloten: de Vrede van Gent, die een eind maakte aan de in 1812 begonnen oorlog tussen de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Deze was in gang gezet door de Verenigde Staten wegens Engelands tirannieke bemoeienis met de Amerikaanse scheepvaart; de Britten accepteerden de neutraliteit van de jonge Amerikaanse republiek niet in het conflict met Napoleon. Als reactie daarop kondigde de Amerikaanse president Thomas Jefferson een handelsembargo af. Vier dagen vóór het begin van Napoleons Tocht naar Rusland verklaarde zijn opvolger Madison de oorlog. In de Amerikaanse geschiedschrijving heet dit conflict ook wel de Tweede Onafhankelijkheidsoorlog, omdat één van de fronten Canada was, dat van de Britten zou worden ‘bevrijd’. De oorlog verliep voor de Verenigde niet erg voorspoedig, vooral niet na Napoleons nederlaag in Europa. Nu hadden de Britten meer armslag in hun Amerikaanse conflict, dat zij trouwens uitvochten met behulp van Indiaanse bondgenoten. In augustus 1814 bezetten de Engelsen zelfs Washington en staken verschillende publieke gebouwen in brand, waaronder het Witte Huis. Het Amerikaanse volkslied, de Star-Spangled Banner, ontstond naar aanleiding van de mislukte Engelse aanval uit zee op de havenstad Baltimore, gestuit omdat de Amerikanen bij de ingang van de haven standhielden in Fort McHenry. Zelfs na de vrede werd doorgevochten. Het nieuws van de Vrede van Gent bereikte New Orleans namelijk niet tijdig: op 8 januari 1815 behaalden de Amerikanen hier nog een overwinning op de Britten. Beide landen beschouwden zich later als overwinnaar in deze, met de Europese strijd tegen Napoleon verweven oorlog.
Lees er meer over in Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap
Jan J.B. Kuipers, Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap. De Nederlanden in de Franse Tijd, Uitgeversmaatschappij
Walburg Pers, ISBN 978.90.5730.904.5, prijs € 29,95 – 160 pagina's.
'De Zeeuwse schrijver en historicus Jan J.B. Kuipers heeft deze periode nu op een bijzonder boeiende wijze beschreven (...) Vrijheid, gelijkheid en broederschap was de ideologie die de Franse revolutionairen voortdreef, het samenbindende element waaraan zowel Noord als Zuid werd onderworpen, en daarmee voor de auteur de voornaamste rechtvaardiging vormend om beide landstreken in een deel te behandelen. Een toe te juichen benadering omdat ondanks de eeuwenlange verbondenheid de contrasten groot waren en de effecten van de Franse aanwezigheid in Noord en Zuid sterk van elkaar verschilden, waardoor het eigensoortige karakter van die revolutionaire periode in elk van beide gebieden beter tot zijn recht komt.'
Paul van Velthoven in Neerlandia 2014 nr 1, pag. 49.
Ondertekening van de Vrede van Gent
tussen Engeland en de Verenigde Staten op 24 december 1814 (door
Amerika geratificeerd op 17 februari 1815). De Engelse admiraal James
Gambier en de Amerikaanse ambassadeur in Rusland John Quincy Adams
geven elkaar een hand; rechts staat de Britse onderminister van
Oorlog en Kolonieën Henry Goulburn, met in zijn hand een rode map.
Schilderij van Amédée Forestier, 1814; coll. Smithsonian American
Art Museum, Washington D.C.