donderdag 30 april 2020

Burorina van Domburg

'Exclusiever' dan buurgodin Nehalennia



De meeste Zeeuwen kennen uiteraard Nehalennia. Deze godin werd in de Romeinse tijd, de eerste eeuwen van onze jaartelling, exclusief aan de Scheldemonding vereerd, bij Domburg en Colijnsplaat. Maar er was een nóg exclusievere godin: Burorina, die we alleen kennen van een kleine altaarsteen uit Domburg. Deze steen diende als gevelsteen van herberg Laterdale aan de Markt in Domburg, tot iemand in 1756 hem herkende als antiek monument. De verweerde steen kwam later in het bezit van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen.


Burorina zette na haar herontdekking de pennen in beweging. De oorspronkelijke vondst is waarschijnlijk in 1647 gedaan op het Domburgse strand, bij de bekende ontdekking van tientallen votiefstenen aan Nehalennia en andere goden. 

Bij gebrek aan andere aanknopingspunten richtte de aandacht zich vooral op Burorina's naam. Hendrik Cannegieter, een bekend historicus en classicus, publiceerde de inscriptie op de altaarsteen in 1764 en kwam tot een opmerkelijk conclusie. Burorina was volgens hem afgeleid van ‘buror’ en betekende ‘een vrouw die een ander komt bezoeken’ of een ‘Godheid, by de buuren geeerbiedigd’. Wie kwam zij bezoeken? Haar buurgodin Nehalennia natuurlijk.

Talrijke verklaringen 

De Buririnasteen; aquarel Jacques Goethals-Vercruysse, ca. 1800

Nadien ging de speurtocht voort en zijn nog talrijke verklaringen opgedist. Het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen loofde in 1801 zelfs een prijsvraag uit.

Deze leverde twee jaar later een anoniem en ook weer onbevredigend antwoord op. Later bleek dat het ingediend was door de predikant en geschiedschrijver J.W. te Water.

De verklaringen pendelden nadien graag tussen een Germaanse dan wel Keltisch-Gallische herkomst van de naam Burorina. Taalkundige en oriëntalist Hendrik Kern legde in 1872 een verband met het Oud-Engelse ‘byrele’ dat onder meer ‘schenker’ betekent. Deze verklaring is later terzijde geschoven, maar zette mensen uit de hedendaagse kringen van neo-paganisten (nieuwe heidenen) aan tot creativiteit. 

De zee spreekt...


Eén van de vele sites uit die sfeer (boudicca.de) presenteert een aan Burorina gewijde amulet met als centraal element een pollepel, dat we zeker als attribuut van een schenkster kunnen opvatten. 

Elders inspireerde de Domburgse godin tot een complete aanroeping of gebed (fieldstone.wordpress.com). Hierin wordt verzekerd dat de zee nog altijd met Burorina’s stem spreekt. Dat Burorina van Domburg ook in zulke, meer exotische locaties van het culturele spectrum voortleeft kan zeker geen kwaad voor het draagvlak van geschiedenis en archeologie. 

Zoals Simon Vestdijk schreef in zijn korte verhaal ‘De ongelovige farao’ (1949): ‘Ook al bestaan de goden niet, het zijn toch eerbiedwaardige gedachten en hersenschimmen.’

De Burorina-steen is in het najaar van 2017 met meer dan driehonderd andere stukken van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen uitgeroepen tot nationaal erfgoed, op grond van de Erfgoedwet 2016.
________________________________________________________________________________

Bovenstaande is gebaseerd op: Jan J.B. Kuipers, 'Burorina van Domburg was ook een godin.' Sporen in de delta,  Provinciale Zeeuwse Courant 22 mei 2019, 37.

Lees voor het voortleven van de oude, heidense eredienst in deze streken ten tijde van Willibrord (ca. 700 na Chr.) ook Nederland in de middeleeuwen. De canon van ons middeleeuws verleden.

'prachtig uitgegeven boek dat een zeer toegankelijke 
en boeiende introductie is op de Middeleeuwen'
Evert van der Veen, deleesclubvanalles.nl

Nederland in de Middeleeuwen • De canon van ons middeleeuws verleden, door Jan J.B. Kuipers, m.m.v. Goffe Jensma en Oebele Vries
.
€ 29,99, ISBN 9789462494688

Sinds de totstandkoming van de Canon van Nederland hebben canons zich ontwikkeld tot een ‘nieuw historisch genre’. Die kwalificatie is van historicus Piet de Rooy, die zich uitgebreid heeft beziggehouden met de verbetering van het Nederlandse geschiedenisonderwijs.

Nederland in de Middeleeuwen is een product van dit genre. Deze canon bevat geen onwrikbare ijkpunten, maar presenteert onze middeleeuwse geschiedenis op toegankelijke wijze en voor een breed publiek.

Bij de keuze van de vijftig vensters spelen zowel de traditie als nieuwe inzichten een rol. De lezer zoekt niet vergeefs naar overbekende feiten als de moord op Floris V, maar verneemt ook over plattelandsleven, ridderideaal en kloosterwezen, overzeese handel, klimaatontwikkeling, ketters en bonte volkscultuur. Een evenredige geografische spreiding is nagestreefd, waarbij alle gewesten aan bod komen.

De uitgave toont hoe een drassige uithoek van het Romeinse Rijk zich tussen circa 500 en 1500 ontwikkelde tot een veelzijdig samenstel van graafschappen, hertogdommen en heerlijkheden, agrarische en handelsgemeenschappen, steden en dorpen. Op zand, veen en klei, langs de rivieren en de Noordzeekust. Hoe er langzaam eenheidsgevoel ontstond én hoe dit besef steeds ondergraven werd door vaak bloedige strijd tussen lokale en regionale belangen, standen en klassen.

dinsdag 28 april 2020

Hongersnood, pest, melaatsheid

Alles in perspectief. De huidige corona-crisis is ernstig, maar qua impact nog niet te vergelijken met de ellende die Europa te verstouwen had in achterliggende eeuwen: elkaar najagende golven van oorlog en terreur, honger, vervolging en massahysterie. In 1348 en 1349 kwam de Zwarte Dood, ofwel de pest. Het bevolkingscijfer daalde, flagellanten trokken klagend en jammerend door stad en land. Hieronder enkele snapshots.


De veertiende eeuw in de Nederlanden kenmerkt zich door tegengestelde ontwikkelingslijnen. Tegenover culturele en staatsrechtelijke evolutie en urbanisatie staan demografische
neergang en uitzichtloze sociale conflicten. Er was betrokkenheid bij de Honderdjarige Oorlog, de kerk verkeerde in crisis, met zowel een paus in Rome als één in Avignon – dat alles onder de slagschaduw van de Zwarte Dood of de pest. Deze ontvolkte hele landstreken en vernietigde het weefsel van regionale samenlevingen, maar bracht elders veel meer ellende dan in de Nederlanden, hoewel die ook bepaald niet gespaard bleven.

De gegevens van deze post zijn voornamelijk ontleend aan 

De Grote Hongersnood


Een pestlijder wordt door de dood met een speer gestoken;
een priester bidt voor zijn zielenheil (Tek. 15de eeuw;
afb. uit Nederland in de middeleeuwen
).
De pest was niet de eerste plotselinge en hevige crisis van de woelige veertiende eeuw. Zo was er de Grote Hongersnood van 1315-1317, na enkele natte zomers en bijbehorende misoogsten. Deze is in  schrille termen beschreven en dat was terecht. De hongersnood, de eerste van de grote crises van de veertiende eeuw, sleepte in Europa miljoenen het graf in en zorgde voor een economische en demografische stagnatie die pas geëvenaard werd door de gevolgen van de Zwarte Dood. Er zijn getuigenissen over massasterfte, door wanhoop ingegeven drieste criminaliteit, kinderverlating, kindermoord en kannibalisme. Men haalde ’s nachts zelfs stiekem lijken van terechtgestelden van de galgen om ze op te eten.

Onder Lodewijk X, het jaar tevoren koning geworden, trachtten de Fransen in de zoveelste episode van hun conflict met Vlaanderen in 1315 dit graafschap binnen te vallen. Maar de velden waren er zodanig nat en doorweekt dat men zich gedwongen zag tot de terugtocht, na het in brand steken van de eigen voorraden. Vlaamse steden zagen hun graanprijs in dit ongeluksjaar stijgen tot het drievoud, in enkele gevallen tot het vierentwintigvoud (!) van het normale niveau. In Brugge en Ieper haalde men respectievelijk ongeveer 2000 en 2800 lijken op stadskosten van de straat, om ze vervolgens in massagraven te dumpen. Het ging om ongeveer 5 en 10 procent van de bevolking van beide steden.

'Iedereen gestorven'


Een nieuwe natte lente in 1316 zorgde ervoor dat men op het platteland ook de eigen trekdieren en het zaaigoed moest opeten. Het dieptepunt kwam in het opnieuw natte voorjaar van 1317, gelukkig gevolgd door een normale zomer. Pas in de jaren 1322-1325 was de voedselvoorziening terug op het oude niveau. Een anonieme bron in Lübeck over de hongersnoden van 1315 en 1316 verhaalt ook over de Nederlanden: ‘de hunger was so grot, dat men over al in weghen unde bi steghen, in velden unde in busschen, in kerken unde in straten dat vollic dot [dood] vant over al.’ In Zeeland, Holland en Vlaanderen ‘weren vele dorpe, dar al vollic in vorstorben weren [waar iedereen gestorven was]'.

Pestslachtoffers


Uitbraken en epidemieën van de pest hielden aan tot diep in de zeventiende eeuw, en hier en daar zelfs tot de negentiende. De ziekte wordt veroorzaakt door de bacterie Yersinia pestis. De meest voorkomende vormen waren de longpest en de builenpest. De eerste Europese pestepidemie veroorzaakte een ongekende sterfte: tussen de 30 en 60 procent van de bevolking! In de Nederlanden werd vooral het Zuiden zwaar getroffen. Vrouwen hadden daarbij nog een verhoogde sterftekans. Misschien omdat ze een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van longaandoeningen.

Een beroemd slachtoffer in het Noorden - één van de vele - was Geert Grote (1340-1384), burgemeesterszoon uit Deventer en de voorman van de beweging van de Moderne Devotie. Zijn beide ouders waren al aan de pest gestorven toen Geert nog jong was. Zelf viel hij aan de ziekte ten prooi nadat hij een besmette volgeling had bezocht.

Pestheiligen en pestgleuven

Dansers en geselaars, 15e eeuw; 
Er waren meer dan 60 pestheiligen die je kon aanroepen. De bekendsten zijn Sint-Rochus, Sint-Sebastiaan, Sint-Antonius Abt. Ook de H. Gertrudis van Nijvel had hier een functie, als beschermheilige van gasthuizen voor pestlijders.

Muren bij de ingang van middeleeuwse parochiekerken vertonen nog altijd ondiepe gleuven, waar baksteenschraapsel is verwijderd, bijvoorbeeld in Zeeland in Aardenburg (Sint-Baafskerk) en Goes (Grote of Maria Magdalenakerk). Men meende dat dit poeder, afkomstig van een gewijd gebouw, werkzaam was tegen de pest. Het schraapsel werd in een zakje op de borst van de patiënt gelegd. Ook werd het wel ingenomen met wat drank of eten.

Flagellanten

Wegens de pestepidemie van 1348 – net als elke ramp gezien als straf van God –  trokken ineens grote flagellantengroepen rond, zichzelf geselend onder het uitbrengen van klaagzangen en oproepen tot boetedoening. Ze marcheerden in honderdtallen door het land, gedurende campagnes van 33 en een halve dag: één dag stond voor een jaar van Christus’ aardse leven. 

Vaak sloeg de lust tot zelfkastijding om in haat jegens anderen. De komst van een troep geselbroeders leidde niet zelden tot het uitmoorden van plaatselijke Joden. Paus Clemens VI vaardigde in oktober 1349 een bul uit waarin hij voorschreef dat de flagellanten zich alleen onder toezicht van door de kerk benoemde leiders mochten kastijden. Niet voor niets: toen de geselaars in 1349 Doornik binnentrokken, richtte de volkswoede zich tot een franciscaner monnik die verzuimd had voor hen te bidden. Ook werd beweerd dat wie zichzelf geselde zonder tussenkomst van priesters werd verlost - schrikwekkende ketterij!


Melaatsen


Tegenover de pest stonden we totaal machteloos, ondanks de religieuze strategieën en diverse medicinale mengsels. Maar ook de verspreiding van een veel voorkomende ziekte als melaatsheid, geïmporteerd door de kruisvaarders, was een ontzagwekkend raadsel. Voor de diagnose riep men vaak de hulp in van elders: in Arnhem stuurde men van melaatsheid verdachte personen onder geleide van een stadsbode voor nader onderzoek naar Zutphen of Keulen.

‘Melatenhuizen’ of leprozerieën werden net als pesthuizen bij voorkeur buiten de stad gesticht. Met ratels mochten de melaatsen zich op bepaalde dagen in de steden begeven om hun kostje bij elkaar te bedelen. In de zeventiende eeuw verdween de ziekte  om onbekende redenen uit de Nederlanden – volgens sommige auteurs omdat de pest de leprabacterie had uitgeroeid.

________________________________________________________________________________

Nederland in de Middeleeuwen • De canon van ons middeleeuws verleden, door Jan J.B. Kuipers, m.m.v. Goffe Jensma en Oebele Vries
.
€ 29,99, ISBN 9789462494688

Sinds de totstandkoming van de Canon van Nederland hebben canons zich ontwikkeld tot een ‘nieuw historisch genre’. Die kwalificatie is van historicus Piet de Rooy, die zich uitgebreid heeft beziggehouden met de verbetering van het Nederlandse geschiedenisonderwijs.

Nederland in de Middeleeuwen is een product van dit genre. Deze canon bevat geen onwrikbare ijkpunten, maar presenteert onze middeleeuwse geschiedenis op toegankelijke wijze en voor een breed publiek.

Bij de keuze van de vijftig vensters spelen zowel de traditie als nieuwe inzichten een rol. De lezer zoekt niet vergeefs naar overbekende feiten als de moord op Floris V, maar verneemt ook over plattelandsleven, ridderideaal en kloosterwezen, overzeese handel, klimaatontwikkeling, ketters en bonte volkscultuur. Een evenredige geografische spreiding is nagestreefd, waarbij alle gewesten aan bod komen.

De uitgave toont hoe een drassige uithoek van het Romeinse Rijk zich tussen circa 500 en 1500 ontwikkelde tot een veelzijdig samenstel van graafschappen, hertogdommen en heerlijkheden, agrarische en handelsgemeenschappen, steden en dorpen. Op zand, veen en klei, langs de rivieren en de Noordzeekust. Hoe er langzaam eenheidsgevoel ontstond én hoe dit besef steeds ondergraven werd door vaak bloedige strijd tussen lokale en regionale belangen, standen en klassen.

Een gruwelmoord en dito straf in Sluis, 1769

Onlangs schreef ik voor mijn PZC-rubriek ‘Sporen in de delta’ een aflevering over de opmerkelijke waterstaatkundig ingenieur (en veel meer) ...