Wie herinnert zich nog Hygelac? Hij was de koning van de Geten of Gauten, zo reusachtig dat geen paard hem kon dragen. De Franken doodden hem toen hij met zijn vloot in het eerste kwart van de zesde eeuw een strooptocht hield langs de Rijn. Nadien werden zijn beenderen bewaard op een eiland in het mondingsgebied van de rivier, waar allerlei reizigers ernaar kwamen kijken.
Merkwaardige figuren
Ik geef het nawoord hier weer:
Hygelacs eiland is mijn bijdrage aan de hedendaagse
Beowulf-traditie, zou je kunnen zeggen. Want Hygelac wordt als koning uit de
zesde eeuw genoemd in het Oud-Engelse gedicht Beowulf. Hij is Beowulfs
oom, maar tegelijk een historische figuur die we kennen uit de geschiedschrijving
van de Franken door Gregorius van Tours, eveneens uit de zesde eeuw. Hygelac is
koning van de Geats, Gauten of Geten, één van die raadselachtige volken
uit de periode van de Volksverhuizingen; een mogelijk verband met de bekende,
uit Scandinavië stammende Goten is vaag en dubieus.
Sinds het werk van de Deense schrijver Nikolaj Frederik Severin Grundtvig (1783-1872) wordt Hygelac geïdentificeerd met de Deense koning Chlochilaich, en het is deze die wordt genoemd in de Historia Francorum van Gregorius van Tours. Onder zijn leiding (en in gezelschap van Beowulf) was er in het begin van de zesde eeuw een Deense inval in de Lage Landen, gedurende de regeerperiode van koning Theuderik I. Hygelac was met zijn Deens-Gautische vloot de Nederlandse rivieren opgevaren om de omgeving uit te plunderen.
Theuderik stuurde zijn zoon Theudebert I erheen. Tijdens de Slag aan de Rijn in 526 moet Hygelac zijn gesneuveld. Zijn reusachtige beenderen zouden nog lange tijd op een eiland in de monding van de Rijn zijn getoond ‘als een wonder aan reizigers van ver weg’. Deze informatie danken we aan het Liber monstrorum de Diversis Generibus (‘Boek van monsters van verschillende soorten’) uit ongeveer 700. Het noemde de verbazingwekkende proto-Viking Hygelac een ‘wezen van ongelooflijke grootte’; ‘vanaf dat hij twaalf jaar oud was kon geen paard hem dragen’, een overlevering die we ook kennen van de grote Viking Rollo de Wandelaar (ca. 846-933), de eerste hertog van Normandië.
Het
verhaal
De ‘tentoonstelling’ van Hygelacs botten op het eiland in de Rijn is het uitgangspunt van mijn verhaal. Bijna iedereen in deze geschiedenis is een soort ‘anderling’, hoewel de namen en sommige daden van Hygelac, Theudebert en Radigis aan historische teksten zijn ontleend. Hygelac is de centrale figuur in het beschreven gezelschap, ofschoon hij dood is en zijn geraamte misschien is samengeflanst uit wat toevallig voorhanden was, zoals in de negentiende eeuw zeemeerminnen werden gemaakt door handige kermisartiesten.
*** Lees ook Nederland in de middeleeuwen. De canon van ons middeleeuws verleden ***
Een ‘temporele’ anderling is Madeh, wiens naam en contouren ik heb geleend uit de roman L’Agonie van Jean Lombard (1888), die zich afspeelt ten tijde van de Romeinse keizer Heliogabalus (218-222). Een andere wereld, een andere tijd (ruim drie eeuwen vóór de periode waarin mijn verhaal speelt). Dergelijke in de tijd verdwaalden hebben zich vaker in mijn verhalen gedrongen; een ander voorbeeld is dr. Riedenschneider in ‘De presentatie’, opgenomen in mijn bundel Hubake’s Huis (Verschijnsel, 2011). Wat Madeh betreft – zodra de geheimzinnige tweeling Ginebra (‘wit als schuim’) en Fionan (‘de witte, eerlijke’) in de vertelling verscheen wist ik dat er een soortgelijke exoot uit een andere windstreek nodig was, een hermafrodietachtig personage dat onweerstaanbaar naar dat spiegelduo werd getrokken, om daar als het ware in te worden opgenomen.
Toen deze unie door een zoveelste zondeval verbroken werd en Madeh weer naar buiten kwam, moest ook de wereld van het verhaal verbrokkelen en verloren gaan. Zo worden legenden geboren – uit andere legenden. De tweeling is vermoedelijk het meest conventionele stel anderlingen: alven zijn waarschijnlijk, zoals iedereen weet, de voorlopers van de ufonauten. Ze zijn, net als Ethelreda, in hun witte schip van overzee gekomen, maar van verder dan de Angelsaksische landen, misschien uit de ‘andere wereld’ van Ethelreda’s land? De wetten van de sage en de historische letterkunde gebieden dat deze zaken vaag blijven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten