vrijdag 22 juni 2018

De hertog en de beweging

Het sterfbed van Napoleon II in Wenen


Als de Turken het oude jachtslot in 1683 niet hadden verwoest, was Schloß Schönbrunn er nooit geweest. Vanaf de Gloriette van Maria Theresia, een wonder van rotshard suikerwerk op een gedisciplineerde hoogte, overzie je ver beneden je heel Wenen. Er loopt een grote, brede vore in de richting van het centrum: de toekomst die immer baan breekt en alles op zijn weg tot niets reduceert?


Jan J.B. Kuipers

In het hoofdgebouw zijn veertig zalen voor ons ontsloten, dankzij de aankoop van een Grand Tour. Overal het verbod op fotograferen, zelfs zonder flits mag het niet. De fotografiefunctie op mijn smartphone werkt niet meer, sinds ik het apparaat op een harde stoep liet vallen. Ik weet niet meer waar, alleen dat het vóór een overheidsgebouw was. Het begin van Parkinson? Mijn opa moest in de jaren vijftig met zijn arm in een theedoek zijn soep naar binnen lepelen, anders kwam het overal terecht behalve in zijn mond.

Ook reisgenote H., toch alom gevreesd en op zekere locaties door Toezichthouders met vertrokken gezicht verwijderd wegens het maken van stiekeme opnamen van belangwekkende, maar voor het mechanisch oog verboden memorabilia, portretten, curiosa, bibelots, monumenten, lijkkisten of grafkisten in sombere crypten, dat alles steevast voor een respectabel doel en/of uit cultuurhistorisch verantwoordelijkheidsgevoel, slaagt er niet in om fatsoenlijke foto’s in deze sterfkamer of elders in het paleis te maken.

Sluwe en snelle tienermeisjes met schijnheilig gladde, Japanse gezichtjes lukt het zonder moeite. Tegen hen hebben de alomtegenwoordige suppoosten van beiderlei kunne geen verweer; ze zijn te kwikzilverachtig, ze wekken te verwarrende associaties en affecten in de breinen en organen van hen, die dit enorme magazijn van vermoeide pronk bewaken.

'Niet de vrouw die mijn vader verdiende'


Het doel binnen het doel is de sterfkamer van Napoleon II, koning van Rome, hertog van Reichstadt (Reichstatt volgens de puristen), ‘het Arendsjong’: Napoléon François Joseph Charles respectievelijk Napoleon Franz Joseph Karl Bonaparte, de halfslachtig weggemoffelde zoon van de komeetachtige Keizer der Fransen. Na diens definitieve nederlaag bij Waterloo deed hij troonsafstand ten gunste van zijn vierjarige telg, maar nooit zou de jongen enige troon beklimmen. Met zijn moeder Marie Louise ging hij naar haar Oostenrijkse vaderland, waar hij zijn leven verbracht in een soort ballingschap: voortbrengsel van enerzijds een bijna fossiel monarchengeslacht en aan de andere kant van een geniale parvenu, opgerezen uit de anonieme burgerij van een zongehamerd eiland in de Méditerranée, waaraan voorlopig niemand herinnerd wenste te worden.

Kortom: men zat met de knaap in zijn maag, hij was de risee van Europa die tot opluchting van velen al in 1832 op 21-jarige leeftijd overleed – de vertrekken die hij daartoe in Schönbrunn toegewezen had gekregen, waren ook gebruikt door zijn vader, toen die in 1809 Wenen had bezet. Zijn moeder, de zowel onwillige als gevoeglijke gade van Frankrijks glorie en doem, had haar man al na zijn eerste afzetting in 1814 verlaten, mét de erfopvolger, en hertrouwde met haar minnaar graaf Adam Adalbert van Neipperg, van wie ze vóór de huwelijksdag al twee kinderen baarde.

‘Der Franz’ – hij had van Fransman Duitser moeten worden – maakte intussen enkele trouwe vrienden in de nieuwe habitat, zoals Anton Graf Prokesch von Osten, aan wie hij toevertrouwde: ‘Mijn moeder is vriendelijk maar zwak, zij was niet de vrouw die mijn vader verdiende.’ Franz’ ellendige dood in Schönbrunn was het gevolg van tuberculose: ‘Ik verlang alleen nog naar de dood.’ Zijn moeder zat aan zijn sterfbed, overleefde hem vijftien jaar, en trouwde nog een keer.

Een liggende buste in bed


Hoewel geliefd door de keizerlijke familie en niet van vrienden en vriendinnen verstoken, leidde Franz een vrij eenzaam leven. Zijn uiteindelijk enig overgebleven vriend, zei hij, was een gekooid zangvogeltje. De soort ben ik vergeten, maar het diertje is te bewonderen in de sterfkamer: in een vitrine, opgezet en grijzig. De kamer is vrij klein, schemerig en somber. Het klein aandoende houten sterfbed is groen bekleed; links ervan, als je ervoor staat, prijkt op een ezel een prent met de sterfscène, rechts ervan in een vitrine het grote witte dodenmasker, een liggende buste in bed – net als op de gravure die de Kupferen Stahlstecher Franz Xavier Stöber van het doodsbed maakte.

Opvallender dan op die prent is het magere, benige gezicht van de ontslapene, die net bevorderd was tot kolonel, want Franz wilde ondanks zijn scrofuleuze aandoeningen en zwakke gezondheid niets liever dan soldaat zijn. Aan de tegenoverliggende zijde van de kamer bevindt zich de genoemde vitrine met daarin de kleine, gevederde vriend. Ook is er nog een vitrine met gerelateerde snuisterijen zoals familiemedaillons. Een wat schamele, maar toch, dankzij de opgeroepen sfeer en de historische
context, indrukwekkende collectie.

De hertog van Reichstatt op zijn doodsbed; gravure van Franz Xavier Stöber.

De ware oogst


Een ouder Nederlands paar wervelt langs. Hij: windjack, smal, bril en kort wit haar. Zij: windjack, breder, geen bril, al even kort wit haar. Want dat is makkelijk en het scheelt in de kosten. Als progressieve gestapo’s marcheren ze door de zalen. ‘Verschrikkelijke kitsch,’ zegt de vrouw, hard genoeg om commentaren te ontlokken. Die komen niet, zelfs niet van haar eigen man, die al zijn energie moet inzetten om dit karonje bij te benen.
Zoef, daar zijn ze goddank al voorbij.

De kokervisie van de doorzonwoning, de boodschappen bij de Lidl, het zeevaste geloof in gezond verstand, in een objectief, meetbaar verschil tussen kitsch en geen kitsch. Hollanders ja. Sportieve. Het soort dat niet drinkt, dat nimmer de omweg eert.
Ooit zei een oud, communistisch echtpaar uit de Zaanstreek mij ergens in Griekenland dat al die tempels waren gebouwd dankzij ‘het zweet en de uitbuiting van de arbeiders’. En of ze het bij het rechte eind hadden! Toch maakte ik mij zo snel mogelijk uit de voeten. Wie de verdringing verdringt, koerst immers af op de ultieme koude, de uitdoving des heelals. Het niets, dat is de ware oogst van de boom der kennis.

Titels en genummerde urnen


Voor de mooie titel Hertog van Reichstadt had Franz wel zijn titels Koning van Rome en Keizer der Fransen ingeleverd, maar zo maakte je tenminste meer kans om aanslagplegers en moordenaars te ontlopen – regelrecht de armen van de dodelijke ziekte in. Nooit bezocht deze hertog zijn stad Reichstadt.
Franz’ lijk werd in Parijs begraven, in de koepelkerk bij Hôtel National des Invalides, onder het standbeeld van zijn vader. Later verplaatste men de stoffelijke resten naar de crypte. Hart en ingewanden waren achtergebleven in Wenen: het hart is bijgezet in urn 42 in de ‘hartcrypte’ van de Stephansdom, de ingewanden in urn 76 van de hertogelijke crypte aldaar. Niets bijzonders,
vaste prik bij de Habsburgers.

De vergetelheid werd nu en dan doorbroken. Zo ging in 1920 de operette Napoleon II: Herzog von Reichstadt in Wenen in première; bijna een eeuw later, in 2009, brachten de Pet Shop Boys het nummer ‘King of Rome’ uit op hun album Yes. Goede sier met een symbool van eenzaamheid, en dat is te prijzen – maar hoeveel, nee ontelbare namelozen – ? Het meer van tranen onder Blauwbaards burcht, waarnaar Judith nooit had mogen vragen; en nog steeds weet niemand uit welke ogen zij vloeiden.

Klisteerspuit


Het toeval wil dat we een dag later in het Mak Museum Wien plots stuiten op de klisteerspuit van Napoleon II, als deel van zijn ‘reisservies’. Dit is in 1811 vervaardigd ter gelegenheid van zijn geboorte, naar een ontwerp van Martin Guillaume Biennais. Het museum heeft de set al in 1903 verworven, zij het incompleet: een hoge steelpan met rechaud en brander, een laag steelpannetje, een cacaokan, een suikervaatje met zes lepels, zwei Handleuchter, zwei Tafelleuchter, Räuchergefäß, Bourdalou (Nachttopf), Pinzette – en een Klistierspritze. Is het geen slagroomspuit, denk ik nog. Maar nee: Klistierspritze.

Foto H.M.D. Dekker

Beetje vreemd om als deel van zo’n set ook een klisteerspuit te hebben. Alles glanst en glimt dat het een aard heeft. Het reisensemble was gemaakt in opdracht van Napoleon zelf – de man die zelf óók alleen van reizen en rusteloos verder trekken wist, voornamelijk bloedige slagvelden en verwoeste steden achterlatend, en die dit lot van beweging op deze geserreerde, verguld zilveren wijze ook aan zijn zeer geliefde zoontje bereidde. Als er stilstand dreigde, was er de klisteerspuit om alles weer in beweging te krijgen. De enige wet: verandering, beweging. De toekomst breekt immer baan, op naar de dood! Ook wij trekken voort.

Als we op de hoogste verdieping zijn loeit ineens het brandalarm. We gaan eerst wat besluiteloos, maar dan met grote doelbewustheid naar beneden. Vrij snel mogen we weer terug. Bleek uit het restaurant te komen, aldus een wat oudere suppooste. Hetzelfde restaurant dat wij eerder zijn ontvlucht, omdat de jonge, lieftallige serveersters op bijna militaire wijze vroegen waar we precies wilden zitten en niet toestonden dat we ons vrijelijk bewogen of, godbetert, buiten op de stoelen in het zonnetje zouden plaatsnemen.
En nee, wij hadden het niet aangestoken.

Dit artikel verscheen eerder als afl. 19 van de reeks 'De juiste verkeerde verbanden' in Ballustrada 2017 nr. 3/4, 63-68. Interlinie is gewijzigd, kopjes zijn toegevoegd.

Lees van dezelfde auteur over de Franse tijd en Napoleon ook Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

High van de Zeeuwse mist

Jeugd- en popcultuur in Zeeland, 1965-1975 Zaterdagmiddag 14 december presenteert schrijver Jan J.B. Kuipers in de Zeeuwse Bibliotheek in Mi...